ECLI:NL:GHARL:2014:9447

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
8 december 2014
Zaaknummer
21-002481-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Waterwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Utrecht, waarbij de verdachte is veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Waterwet. De verdachte heeft in hoger beroep de beslissing van de eerste rechter aangevochten, die op 11 december 2012 uitspraak deed in de strafzaken met de parketnummers 81-210544-12, 81-187670-12 en 81-210076-12. Het hof heeft de zaak behandeld op de zittingen van 25 februari 2014 en 26 november 2014, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in strijd met de wet runderen heeft gehouden zonder de vereiste kennisgeving aan de minister en dat hij niet tijdig de benodigde merken heeft aangebracht. Daarnaast heeft de verdachte mest en mestvocht op een zodanige manier opgeslagen dat dit hemelwater kon verontreinigen, wat in strijd is met de Waterwet. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte heeft veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, en de stillegging van zijn onderneming voor een periode van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De uitspraak is gedaan op 10 december 2014.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002481-13
Uitspraak d.d.: 10 december 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de economische kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Utrecht van 11 december 2012 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 81-210544-12, 81-187670-12 en 81-210076-12, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 21-004630-08, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 februari 2014 en 26 november 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 81-210544-12:
1:
hij in of omstreeks de periode van in de periode van 24 november 2011 tot en met
19 september 2012 te [plaats], gemeente Lopik, opzettelijk dieren, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of geregistreerd heeft gehouden en/of heeft verhandeld en/of heeft vervoerd en/of heeft aangevoerd en/of heeft afgevoerd, immers:
- heeft hij in strijd met artikel 20 van voornoemde regeling, als houder, 30, althans één of meer rund(eren) gehouden, terwijl hij niet binnen de termijn van 3 werkdagen, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de gebeurtenis waarvan kennisgeving moest worden gedaan zich heeft plaatsgevonden, de minister in kennis heeft gesteld van de geboorte van die/dat rund(eren), en/of
- heeft hij in strijd met artikel 15 van voornoemde regeling niet binnen 3 werkdagen vanaf de dag van geboorte bij 30, althans één of meer rund(eren) merken aangebracht, en/of
- heeft hij in strijd met artikel 16 van voornoemde regeling 12, althans één of meer rund(eren), welke (één) merk(en) hadden verloren, niet hermerkt zodra het merk in zijn bezit was en/of in elk geval binnen 10 werkdagen nadat het verlies van het merk van een dat/die rund(eren) was geconstateerd;
Zaak met parketnummer 81-210076-12 (gevoegd):
1:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2011 tot en met
19 september 2012 te [plaats], gemeente Lopik, als aangifteplichtige van categorie 1 of categorie 2 materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011, telkens niet zo spoedig mogelijk, althans uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop het materiaal is ontstaan aangifte heeft gedaan bij de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een werkgebied is vastgesteld en binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt, immers heeft hij een (aantal) kalf/kalveren en/of rund(eren), althans van categorie 1 of categorie 2 materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011 onafgedekt en/of in de open lucht laten liggen op zijn erf en/of percelen aan/nabij [adres];
2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2011 tot en met
19 september 2012 te [plaats], gemeente Lopik, als aangifteplichtige van categorie 1 of categorie 2 materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011, telkens er geen zorg voor heeft gedragen dat het materiaal tot het moment waarop het wordt opgehaald, nu het kadavers betreft, op een zodanige manier was afgedekt dat het onttrokken was aan het oog voor passanten en niet bereikbaar was voor vogels en/of knaagdieren en/of honden en/of katten en de afdekking door het verwerkingsbedrijf dat het materiaal ophaalt, eenvoudig was te verwijderen, immers heeft hij een (aantal) kalf/kalveren en/of rund(eren), althans van categorie 1 of categorie 2 materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011 onafgedekt en/of in de open lucht laten liggen op zijn erf en/of percelen aan/nabij [adres];
Zaak met parketnummer 81-187670-12 (gevoegd):
1. primair:
hij in de periode van 21 februari 2012 tot en met 21 mei 2012 te [plaats] in de gemeente Lopik, opzettelijk heeft geloosd, immers heeft hij mest en/of mestvocht, althans afvalstoffen waarmee het hemelwater verontreinigd kon raken niet zodanig op verhard oppervlak opgeslagen en/of gestald dat te lozen hemelwater en/of water waarmee het verhard oppervlak werd gereinigd daarmee in contact kon komen;
subsidiair:
hij in de periode van 21 februari 2012 tot en met 21 mei 2012 te [plaats] in de gemeente Lopik, opzettelijk, mest en/of met mest verontreinigd hemelwater, althans stoffen, heeft gebracht in een perceelsloot, zijnde een oppervlaktewaterlichaam, terwijl:
a. daartoe geen strekkende vergunning was verleend door de Minister van Verkeer en Waterstaat dan wel het bestuur van het betroken waterschap
en
b. daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en
c. artikel 6.3 niet van toepassing was,
immers heeft hij mest en/of mestvocht, althans afvalstoffen waarmee het hemelwater verontreinigd kon raken niet zodanig op verhard oppervlak opgeslagen en/of gestald dat te lozen hemelwater en/of water waarmee het verhard oppervlak werd gereinigd daarmee in contact kon komen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging

Verdachte heeft met betrekking tot het onder parketnummer 81-210544-12 tenlastegelegde aangevoerd dat hij valt onder de regeling voor gewetensbezwaarden.
Het hof vat dit verweer op als een beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging en overweegt als volgt.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft op 17 september 2002 het Uitvoeringsprotocol “gewetensbezwaarde identificatie en registratie (I & R) van runderen” vastgesteld. Op grond van dat Uitvoeringsprotocol kan een rundveehouder, die zich schriftelijk als gewetensbezwaarde bij het Ministerie van L.N.V. heeft gemeld en die kan zorgen voor alternatieve maatregelen met het oog op identificatie van runderen, runderen weiden zonder I & R-oormerken. Indien een gewetensbezwaarde de identiteit van een rund kan aantonen met behulp van onder andere foto’s en DNA-materiaal, en er een koppeling kan worden gelegd tussen het rund en het op het voor het rund bestemde oormerk vermelde identiteitsnummer, wordt deze gewetensbezwaarde niet geverbaliseerd. De groep gewetensbezwaarden bestaat enkel uit de houders die ten tijde van de introductie van de merkplicht, in 1992, hebben aangegeven gewetensbezwaarde te zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof van 25 februari 2014 verklaard dat hij sinds 2003 onder de regeling voor gewetensbezwaarden valt. Op de vraag hoe hij zijn beesten uit elkaar kan houden, heeft hij geantwoord dat hij dat zelf kan zien. Ter terechtzitting van het hof van 26 november 2014 heeft verdachte een formulier “definitieve aanmelding gewetensbezwaarde I &R-Rund” overgelegd, dat is gedateerd 13 december 2002. Verdachte heeft geen stukken overgelegd van het Ministerie die de stelling van verdachte dat hij onder het Uitvoeringsprotocol valt, bevestigen. Het voorgaande beoordelend, acht het hof niet aannemelijk geworden dat verdachte als gewetensbezwaarde in de zin van het Uitvoeringsprotocol “gewetensbezwaarde identificatie en registratie (I & R) van runderen” heeft te gelden.
Het verweer wordt derhalve verworpen.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft met betrekking tot het onder parketnummer 81-187670-12 tenlastegelegde aangevoerd dat hij een rand had gemaakt, zodat de mest niet in het water terecht kon komen.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder parketnummer 81-187670-12 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 81-210544-12 en in de zaak met parketnummer 81-210076-12 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 81-187670-12 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 81-210544-12:
1:
hij in
of omstreeksde periode van in de periode van 24 november 2011 tot en met
19 september 2012 te [plaats], gemeente Lopik, opzettelijk dieren, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en
/ofgeregistreerd heeft gehouden
en/of heeft verhandeld en/of heeft vervoerd en/of heeft aangevoerd en/of heeft afgevoerd, immers:
- heeft hij in strijd met artikel 20 van voornoemde regeling, als houder,
30, althans één of meerrund
(eren
)gehouden, terwijl hij niet binnen de termijn van 3 werkdagen, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de gebeurtenis waarvan kennisgeving moest worden gedaan zich heeft plaatsgevonden, de minister in kennis heeft gesteld van de geboorte van die
/datrund
(eren
), en
/of
- heeft hij in strijd met artikel 15 van voornoemde regeling niet binnen 3 werkdagen vanaf de dag van geboorte bij
30, althans één of meerrund
(eren
)merken aangebracht, en
/of
- heeft hij in strijd met artikel 16 van voornoemde regeling
12, althans één of meerrund
(eren
), welke
(één)merk
(en
)hadden verloren, niet hermerkt zodra het merk in zijn bezit was
en/of in elk geval binnen 10 werkdagen nadat het verlies van het merk van een
dat/die rund
(eren
)was geconstateerd;
Zaak met parketnummer 81-210076-12 (gevoegd):
1:
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 20 maart 2012 tot en met
19 september 2012 te [plaats], gemeente Lopik, als aangifteplichtige van categorie 1 of categorie 2 materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011, telkens niet zo spoedig mogelijk, althans uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop het materiaal is ontstaan aangifte heeft gedaan bij de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een werkgebied is vastgesteld en binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt, immers heeft hij een
(aantal
) kalf/kalveren en
/ofrund
(eren
), althans van categorie 1 of categorie 2 materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011onafgedekt en
/ofin de open lucht laten liggen op zijn erf en
/ofpercelen
aan/nabij [adres];
2:
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 20 maart 2012 tot en met
19 september 2012 te [plaats], gemeente Lopik, als aangifteplichtige van categorie 1 of categorie 2 materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011, telkens er geen zorg voor heeft gedragen dat het materiaal tot het moment waarop het wordt opgehaald, nu het kadavers betreft, op een zodanige manier was afgedekt dat het onttrokken was aan het oog voor passanten en niet bereikbaar was voor vogels en
/ofknaagdieren en
/ofhonden en
/ofkatten en de afdekking door het verwerkingsbedrijf dat het materiaal ophaalt, eenvoudig was te verwijderen, immers heeft hij een
(aantal
) kalf/kalveren en
/ofrund
(eren
), althans van categorie 1 of categorie 2 materiaal als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011onafgedekt en
/ofin de open lucht laten liggen op zijn erf en
/ofpercelen
aan/nabij [adres];
Zaak met parketnummer 81-187670-12 (gevoegd):
1. primair:
hij in de periode van 21 februari 2012 tot en met 21 mei 2012 te [plaats] in de gemeente Lopik, opzettelijk heeft geloosd, immers heeft hij mest en
/ofmestvocht
, althans afvalstoffen waarmee het hemelwater verontreinigd kon rakenniet zodanig op verhard oppervlak opgeslagen en
/ofgestald dat te lozen hemelwater en
/ofwater waarmee het verhard oppervlak werd gereinigd daarmee in contact kon komen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het in de zaak met parketnummer 81-210544-12 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd.
het in de zaak met parketnummer 81-210076-12 onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 81g van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd.
het in de zaak met parketnummer 81-187670-12 primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 6.6 van de Waterwet.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De economische politierechter heeft verdachte ter zake van het onder parketnummer
81-210544-12 en het onder parketnummer 81-187670-12 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de economische politierechter ter zake van deze feiten bevolen dat de onderneming wordt stilgelegd voor een periode van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de economische politierechter verdachte ter zake van het onder parketnummer 81-210076-12 onder 1 en 2 bewezenverklaarde telkens veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde een jaar lang geen dieren mag houden in het kader van zijn bedrijfsvoering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van deze feiten wordt veroordeeld tot dezelfde straffen als de economische politierechter heeft opgelegd.
De hierna te melden strafoplegging is naar het oordeel van het hof in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Gezien de ernst, de gevolgen en het – uit het proces-verbaal van opsporing en de documentatie blijkende - structurele karakter van de bewezen verklaarde feiten acht het hof ter zake van het onder parketnummer 81-210544-12 en het onder parketnummer 81-187670-12 primair tenlastegelegde een geheel onvoorwaardelijke stillegging van de onderneming voor een periode van 12 maanden aangewezen. Daarnaast zal het hof verdachte ter zake van deze feiten veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren. Nu het hof de ernst van de feiten reeds tot uitdrukking heeft gebracht in een langere onvoorwaardelijke stillegging van de onderneming, acht het hof een hogere werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de economische politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, niet geïndiceerd. Verdachte heeft al sinds het voorjaar van 2013 geen runderen meer op zijn boerderij, waardoor de kans op herhaling van de feiten die nu bewezen zijn geacht kleiner zal zijn. Om te voorkomen dat hij toch weer bedrijfsmatig dieren zal gaan houden is de stillegging van de onderneming wel geboden.
Ter zake van het onder parketnummer 81-210076-12 onder 1 en 2 bewezenverklaarde acht het hof telkens een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Het hof ziet geen reden om aan deze voorwaardelijke straffen een bijzondere voorwaarde te verbinden, zoals door de economische politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Naar het oordeel van het hof volstaat de bijkomende straf die ter zake van het onder parketnummer 81-210544-12 en het onder parketnummer 81-187670-12 primair tenlastegelegde wordt opgelegd, te weten de geheel onvoorwaardelijke stillegging van de onderneming.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 29 september 2010 (parketnummer 21-004630-08) opgelegde voorwaardelijke straffen:
  • Een taakstraf voor de duur van 60 uren.
  • Een geldboete van € 5.000,00.
  • Stillegging van de onderneming van in totaal 8 maanden.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet aanleiding om dat slechts voor een gedeelte van die straf te doen. Gezien de zeer beperkte draagkracht van verdachte zal het hof niet de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijk opgelegde geldboete.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 81g en 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 5 en 12 van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij, de artikelen 15, 16, 20 en 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, de artikelen 6.2 en 6.6 van de Waterwet, de artikelen 3.2 en 3.4 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011, de artikelen 4 en 7 van de EG-Verordening 1760/2000 en de artikelen 8 en 9 van de EG-verordening 1069/2009.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 81-210544-12 en in de zaak met parketnummer 81-210076-12 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 81-187670-12 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 81-210544-12 en in de zaak met parketnummer 81-210076-12 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 81-187670-12 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 81-210544-12 en het in de zaak met parketnummer 81-187670-12 primair bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt de stillegging van de onderneming van de verdachte waarin het economisch delict is gepleegd, voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 81-210076-12 onder 1 tenlastegelegde

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) maand.

Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 81-210076-12 onder 2 tenlastegelegde

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) maand.

Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de
tenuitvoerleggingvan een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 29 september 2010, parketnummer 21-004630-08, te weten van:
  • Een taakstrafvoor de duur van
    60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
    30 (dertig) dagen hechtenis.
  • Stillegging van de ondernemingvoor de duur van
    in totaal 8 maanden
Aldus gewezen door
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.A.M. Oude Vrielink, griffier,
en op 10 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. L.E.M. Hendriks is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.