Uitspraak
van 2 december 2014
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) bij arrest in incident de directe uitvoerbaarheid van het vonnis in eerste aanleg van de Rechtbank Noord-Nederland (…) te schorsen tot veertien dagen na het door Uw Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Locatie Leeuwarden te wijzen arrest ten principale."
"dat het het Gerechtshof behage bij incidenteel arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat, de incidentele vordering van Huurder af te wijzen, met veroordeling van Huurder in de kosten van het incident, met bepaling dat Huurder het bedrag van de proceskostenveroordeling binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen arrest aan Verhuurder dient te hebben voldaan, bij gebreke waarvan huurder vanaf de vijftiende dag de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling verschuldigd wordt."
3.De beoordeling in het incidentAanduiding van het geschil
"in conventiea) Veroordeelt [appellante] het gehuurde binnen een termijn van zes maanden na het in dezen te wijzen vonnis de woning in voldoende mate te stofferen en te meubileren en op deugdelijke wijze de volgende werkzaamheden te verrichten:- alle binnenmuren en plafonds (witten) en/of sauzen;- de binnenzijden van de woning afwerken en aankleden;- al het nog resterende zwerfvuil, de afvalresten, autobanden, plastic folie, onkruid en gereedschappen op en om het gehele terrein rondom de woning opruimen, verwijderen en afvoeren;- de siertuin aanleggen en inrichten, waaronder onder meer is begrepen het (opnieuw) ophogen (met teelaarde voor de siertuin) en het egaliseren van de gehele tuin;- het straatwerk rond de woning aanleggen;zulks onder verbeurte van een dwangsom van een bedrag van € 25,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [appellante] in gebreke is gebleven met de nakoming van deze verplichtingen, waarbij het maximaal te verbeuren bedrag aan dwangsommen wordt gesteld op € 15.000,-;b) veroordeelt [appellante] om [geïntimeerde] binnen een termijn van vier weken na het in dezen te wijzen vonnis en na een deugdelijke vooraankondiging, toegang tot het gehuurde te verschaffen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van een bedrag van € 25,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [appellante] in gebreke is gebleven met de nakoming van deze verplichtingen, waarbij het maximaal te verbeuren bedrag aan dwangsommen wordt gesteld op € 5.000,-;in conventie en in reconventiec) veroordeelt [appellante] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van
(i) de incidenteel eiser moet belang hebben bij de door hem verlangde schorsing van de tenuitvoerlegging;
(ii) bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of het belang van degene die schorsing verzoekt bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist zwaarder weegt dan het belang van de andere partij om de door hem verkregen veroordeling direct ten uitvoer te leggen;
(iii) bij deze belangenafweging dient de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing als hier bedoeld geldt ook, dat in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen omtrent de uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Dit kan anders zijn indien het vonnis, waarvan de incidenteel eiser beroep heeft ingesteld, klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag dan wel indien na de bestreden beslissing feiten en omstandigheden zijn voorgevallen of aan het licht gekomen, die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
4.In de hoofdzaak
dinsdag 13 januari 2015voor het nemen van de memorie van grieven door [appellante];