Parketnummer: 21-005971-13
Uitspraak d.d.: 9 december 2014
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, Noordelijke Fraudekamer locatie Assen, van 18 juni 2013 met parketnummer 19-993014-08 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1949],
wonende te [woonplaats], [adres]
De veroordeelde heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 september 2014 en 28 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 22 juni 2012 en 7 mei 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op
€ 1.104.894,33 en tot oplegging van een betalingsverplichting tot dat bedrag. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de raadsman van veroordeelde, mr. D.V.A. Brouwer, naar voren is gebracht.
De beslissing waarvan beroep
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt en opnieuw rechtdoen.
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 1.254.894,-- en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag. Bij Conclusie van Repliek heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd en het voordeel geschat op een bedrag van € 589.894,--, bij welk bedrag de officier van justitie ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 7 mei 2013 heeft gepersisteerd.
De advocaat-generaal heeft deze vordering bij Memorie van Antwoord d.d. 11 september 2014 gewijzigd. Het openbaar ministerie is in hoger beroep van oordeel dat veroordeelde het volgende voordeel heeft genoten:
1. Voordeel uit de [naam]
a) voorschot uitbetaald door [betrokkene1] : NLG 250.000,--
b) cheque aan toonder in mei 2000 :
NLG 519.400,--: NLG 769.400.-- / € 349.138,33
2. Doorbetaling van huisvestingsbijdrage d.m.v. betaling [betrokkene2] : € 90.756,00
3. Geldleningen [B.V.1] en veroordeelde [veroordeelde] :
€ 665.000,00 +
Totaal : €1.104.894,33
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 4 juni 2013 (parketnummer 24-002112-12) ter zake van oplichting, medeplegen van witwassen en medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd, veroordeeld tot straf.
Het hof stelt voorop dat voordeelsontneming niet mogelijk is voor feiten waarvoor veroordeelde is vrijgesproken. Dat betekent dat alleen voordeel uit de bewezen verklaarde feiten en - nu de feiten die ten grondslag liggen aan de ontnemingsprocedure zijn gepleegd vòòr 1 juli 2011 - soortgelijke feiten of feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, voor ontneming in aanmerking komen.