Uitspraak
[veroordeelde],
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Beoordeling
rechtsgebiedde betreffende zittingsplaatsen zijn gelegen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, dat op 21 oktober 2010 was gewezen in een ontnemingszaak. De rechtbank had de zaak behandeld in Groningen. Het hof heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep dat was ingesteld tegen de ontnemingszaak. Dit besluit is genomen in het kader van de wijziging van de gerechtelijke kaart, die op 1 januari 2013 in werking trad. Tot die datum gold het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen, maar dit is vervallen met de invoering van de Wet herziening gerechtelijke kaart. Het hof heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om nevenzittingsplaatsen aan te wijzen niet langer bestaat, wat van invloed is op de behandeling van zaken. De advocaat-generaal heeft het hof verzocht zich onbevoegd te verklaren, en het hof heeft deze vordering overgenomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gerechtshoven om hun eigen zaken te behandelen volgens de normale regels van relatieve bevoegdheid. De beslissing van het hof is op 13 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij mr. Elzinga niet in staat was het arrest te ondertekenen.