Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verder te noemen: de vrouw,
verder te noemen: de man,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief met bijlagen van mr. Nijhof-Top van 28 juli 2014, ingekomen op 29 juli
2014;
- de brief met bijlagen en bijbehorend journaalbericht van mr. Nijhof-Top van 12
september 2014;
- de brief met bijlagen van mr. Brouwer van 12 september 2014 met bijbehorend
journaalbericht, ingekomen op 15 september 2014 en;
- de brief met bijlagen en bijbehorend journaalbericht van mr. Brouwer van 16
september 2014, ingekomen op 17 september 2014.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
23 januari 2008 en de ondergrens van het geschil wordt gevormd door het verzoek van de man tot nihilstelling van die bijdrage per 3 mei 2013.
5.De motivering van de beslissing
De ingangsdatum
De behoefte en behoeftigheid van de vrouw
De draagkracht van de man* het inkomen
€ 97.720,-) van € 60.637,-. In 2012 is blijkens diezelfde jaarrekening sprake van een omzet van € 84.534,- en een negatief bedrijfsresultaat (na aftrek van kosten waaronder mede het salaris van de man van € 90.720,-) van € 43.806,-. De man heeft verder in hoger beroep de geconsolideerde jaarcijfers 2013 van de holding aan de stukken toegevoegd. Daaruit blijkt onder meer dat in 2013 sprake is geweest van een omzet van € 50.180,- en een bedrijfsresultaat (na aftrek van kosten waaronder mede het salaris van de man van
€ 33.000,-) van € 2.672,-. Het gemiddelde geconsolideerde bedrijfsresultaat over de jaren 2011 t/m 2013 bedraagt dus circa € 6.501,-.
6.De slotsom
7.De beslissing
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 23 januari 2008, de door de man aan de vrouw verschuldigde uitkering tot levensonderhoud met ingang van 3 mei 2013 op € 1.250,- bruto per maand;