Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 3 juli 2013 aangevochten, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om het verzoek te behandelen. De moeder, die in Nederland woont, heeft het ouderlijk gezag over haar twee kinderen, die de Syrische nationaliteit hebben en sinds 2005 in Syrië verblijven. De vader, die ook de Syrische nationaliteit heeft, woont op een onbekend adres in Syrië. De moeder heeft aangevoerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is om haar verzoek te behandelen, omdat het in strijd zou zijn met artikel 6 van het EVRM om haar de toegang tot de rechter te ontzeggen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Syrië hebben en dat de Nederlandse rechter zich daarom onbevoegd moet verklaren. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de relevante Europese en nationale wetgeving, waaronder de Verordening Brussel II-bis en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof concludeert dat de moeder niet in haar verzoek kan worden ontvangen, omdat de zaak onvoldoende verbonden is met de Nederlandse rechtssfeer.