Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
bij arrest,
2.De verdere beoordeling
De vaststaande feiten
grief Igericht tegen overweging 4.5. van het vonnis van de rechtbank dat de wettelijke schuldsaneringsregeling meebrengt dat:
en(2) indien op de rente van deze vordering art. 303 lid 3 Fw van toepassing is.
grieven I en IIfalen.
grief IIIdat de rechtbank bij haar overwegingen over de verdeling van de draagplicht van de onder- respectievelijk overwaarde in de woning heeft miskend dat tussen partijen is afgesproken dat [geïntimeerde] de lasten van de woning voor zijn rekening zou nemen, dat partijen reeds in 2010 overeenstemming hebben bereikt over toedeling van de woning aan [geïntimeerde], waarbij [geïntimeerde] de hypothecaire schuld voor zijn rekening zou nemen, en dat [geïntimeerde] in een eerder stadium de woning juist niet wilde verkopen en zelf in die woning is blijven wonen. In
grief IVstelt [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat een verdeling bij helfte van de onderwaarde van de woning strijdig zou zijn met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
grief Adat de rechtbank ten onrechte de bedragen die hij heeft betaald aan rente en aflossing op de schuld bij Interbank en die hij heeft betaald ter aflossing van een negatief saldo op een betaalrekening bij de SNS bank (zie overweging 2.1.5.), niet voor de helft ten laste van [appellante] heeft gebracht.
grief B in het incidenteel appelkomen te ontvallen. Het hof zal deze grief verder onbesproken laten.