In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 390,- die hem was opgelegd wegens het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn motorrijtuig. De gedraging vond plaats op 19 januari 2012, toen het voertuig onverzekerd bleek te zijn. De betrokkene betwistte de sanctie en voerde aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn voertuig verzekerd was, omdat hij op 3 januari 2012 een nieuwe auto had aangeschaft en dit telefonisch had doorgegeven aan zijn verzekeringsmaatschappij. Hij had echter de verzekering van zijn oude auto niet opgezegd.
De verzekeringsmaatschappij erkende in een e-mail dat zij de verzekering van de oude auto ten onrechte had beëindigd en bood de betrokkene een vergoeding van de helft van het sanctiebedrag aan. Het hof oordeelde dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de sanctie te matigen. Het hof stelde vast dat de betrokkene niet op de hoogte was van de beëindiging van de verzekering en dat de RDW niet had voldaan aan haar zorgplicht door de betrokkene niet tijdig te informeren over de onverzekerdheid van het voertuig.
Uiteindelijk heeft het hof de sanctie verlaagd tot € 192,-, gelijk aan het bedrag dat de verzekeringsmaatschappij aan de betrokkene had vergoed. Daarnaast werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 4,02. Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.