ECLI:NL:GHARL:2014:8693

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
21-002493-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na veroordeling voor afpersing door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor afpersing, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 27 oktober 2014, waarbij de advocaat-generaal zijn vordering heeft voorgelezen en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M. Smetsers, zijn verdediging heeft gevoerd.

De verdachte was vrijgesproken voor een deel van de tenlastelegging, en het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep tegen deze vrijspraak niet ontvankelijk is. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewijsbeslissing gekomen. De tenlastelegging omvatte onder andere het gebruik van een vuurwapen en bedreiging met geweld tegen een slachtoffer op 30 juni 2012.

Na het onderzoek ter zitting heeft het hof geconcludeerd dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten waren consistent en er waren twijfels over de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten en de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een vuurwapen, onttrokken aan het verkeer verklaard. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het deel dat betrekking had op de vrijspraak. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. J.A.W. Lensing als voorzitter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002493-13
Uitspraak d.d.: 10 november 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Nederland van 22 januari 2013 met parketnummer 05-700998-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.M. Smetsers, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken voor het onder 2 tenlastegelegde feit. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 30 juni 2012 te [plaats], ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan voormelde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gepakt en/of duidelijk zichtbaar voor voormelde [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen heeft (door)geladen, althans de slede van de vuurwapen in achterwaartse richting heeft bewogen en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen (met de loop) op/tegen het hoofd van voormelde [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een (zogenoemde) kopstoot heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer] (met tot vuist gebalde hand) op/tegen zijn hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] heeft bij zijn keel/hals, althans bij zijn lichaam heeft/hebben vast gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer] (met luide stem) heeft/hebben toegevoegd dat:
- hij (voormelde [slachtoffer]) moest betalen en/of
- dat hij (voormelde [slachtoffer]) geld moest geven en/of
- dat hij, verdachte en/of één van zijn mededader(s) voormelde [slachtoffer] anders dood zou/zouden schieten, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiair:
ten eerste:
hij op of omstreeks 30 juni 2012 te [plaats] [slachtoffer] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gepakt en/of duidelijk zichtbaar voor voormelde [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of (vervolgens) dat vuurwapen heeft (door)geladen, althans de slede van dat vuurwapen in achterwaartse richting heeft bewogen en/of (vervolgens) dat vuurwapen (met de loop) op/tegen het hoofd van voormelde [slachtoffer] heeft gehouden;
en/of
ten tweede:
hij op of omstreeks 30 juni 2012 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), een zogenoemde kopstoot heeft gegeven en/of (met tot vuist gebalde hand) in/op/tegen diens hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; heeft gehouden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair ten eerste en ten tweede tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Op 30 juni 2012 is door [slachtoffer] aangifte gedaan van bedreiging en mishandeling in een growshop, gelegen aan de [adres] te [plaats]. Aangever verklaart hierover dat toen hij zich op de bovenverdieping bevond er drie negroïde mannen de trap op kwamen lopen. Een van deze mannen kwam naast [slachtoffer] staan en zei: “ik ken jou ergens van”. [slachtoffer] hoorde en zag dat de man een pistool in zijn hand had en dit laadde. Direct hierop voelde [slachtoffer] dat de man het pistool tegen de linkerzijde van zijn hoofd zette. Uit reactie pakte hij de hand van de man en het wapen vast. Vervolgens kreeg hij een harde kopstoot van de man tegen zijn voorhoofd. [slachtoffer] riep naar zijn dochter en vriendin dat zij de politie moesten bellen. Hij duwde de man met het pistool vervolgens van hem af om weg te kunnen lopen. Daarop kreeg hij van een andere man een vuistslag tegen zijn hoofd.
De andere man met het pistool had dit nog steeds op [slachtoffer] gericht. Hij schreeuwde dat [slachtoffer]
moest betalen of dat hij hem anders dood zou schieten. Een smalle man, welke achter in de winkel stond, schreeuwde dat [slachtoffer] moest betalen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er weliswaar een woordenwisseling is geweest tussen hem en [slachtoffer], maar dat er geen sprake is geweest van bedreiging(en) en mishandeling, laat staan dat er een pistool in het spel is geweest. Zijn medeverdachten hebben bij de politie ongeveer gelijkluidend verklaard. Ook de in de growshop aanwezige medewerkers verklaren slechts wetenschap te hebben over een hevige woordenwisseling tussen [slachtoffer] en een of meer van de negroïde mannen.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangever onvoldoende bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal en te veel onduidelijke en om nadere uitleg vragende uitlatingen bevat en daarmee een te wankele basis vormt voor bewezenverklaring van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
De in deze zaak door de politie als getuige gehoorde dochter van aangever [slachtoffer] heeft verklaard geschreeuw te hebben gehoord, de trap op te zijn gerend en te hebben gezien dat haar vader gewurgd werd door één van de mannen. Aangever [slachtoffer] zelf echter weet niet van een verwurging. Ook in andere opzichten rijzen twijfels bij de verklaring van de dochter. De vriendin van aangever heeft verklaard dat zij heeft gezien dat deze door drie mannen werd geslagen. Ook dit vindt geen dan wel onvoldoende bevestiging in de verklaring van aangever.
Weliswaar verklaart aangever dat verdachte een tasje zou hebben gehad en een pistool zou hebben gebruikt. Maar het voorhanden hebben en gebruik van het vuurwapen vinden in geen van de overigens afgelegde verklaringen bevestiging. Weliswaar is een tasje met een vuurwapen aangetroffen in de nabijheid van het pand, maar volgens het proces-verbaal van opsporing zou dit daar zeer korte tijd na het beweerdelijk gebruik van het wapen tegenover aangever zijn neergelegd door een andere persoon dan verdachte dan wel zijn medeverdachten. Bovendien bevinden zich op het vuurwapen geen sporen van verdachte dan wel iemand anders. Bij gebreke van nadere gegevens in de verklaring van aangever over de kenmerken van het vuurwapen dat tegen hem zou zijn gebruikt, kan het hof niet bepalen of het om hetzelfde wapen zou kunnen gaan. Weliswaar heeft verdachte volgens het proces-verbaal van zijn politieverhoor uitlatingen gedaan waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij bemoeienis had met het aangetroffen wapen dan wel dat kende, maar verdachte betwist dat hij heeft gezegd dat hij het aangetroffen wapen en/of tasje (her)kende. Mede omdat op dit punt kennelijk niet is doorgevraagd, kan het hof niet buiten redelijke twijfel de juistheid van de betwisting uitsluiten. Er is geen geluidsopname gemaakt van het verhoor, zodat het hof niet langs deze weg kan nagaan wat er precies is gezegd tijdens het verhoor. Mede daarom kan niet worden uitgesloten dat verdachte bedoelde het soort wapen te herkennen dan wel de gelijkenis met een op een aan hem getoonde foto van het wapen met het aangetroffen wapen.
Het hof neemt aan dat hetgeen zich heeft afgespeeld op de bovenverdieping van de growshop voor aangever [slachtoffer] zeer ingrijpend geweest, maar kan op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmateriaal niet in voldoende mate vaststellen wat zich precies heeft afgespeeld. Het politieonderzoek biedt onvoldoende aanknopingspunten om de gang van zaken zoals die door de verdachte naar voren is gebracht en door het hof niet als onwaarschijnlijk of hoogst onwaarschijnlijk gepasseerd mag worden, buiten redelijke twijfel uit te sluiten. Het hof is er zich van bewust dat de vaststelling van de waarheid in sterke mate lijkt te zijn belemmerd door de omstandigheid dat de betrokken personen te maken lijken te hebben met hennepkwekerijen en de inning van schulden.
Gelet op het tijdsverloop en het stadium waarin het proces zich thans bevindt, ziet het hof geen aanleiding, zoals door de raadsman aangevoerd, om thans nog een nader onderzoek te entameren.
Het hof zal verdachte daarom verdachte vrij spreken van hetgeen hem onder feit 1 onder primair, subsidiair onder ten eerste en ten tweede ten laste is gelegd.

Beslag

Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven vuurwapen en het stroomstootwapen zijn bij gelegenheid van het onderzoek aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De bij gelegenheid van het onderzoek aangetroffen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven tas van het merk Armani dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende.
De overige onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen, nu verdachte van de hem ten laste gelede feit is vrijgesproken, aan hem te worden teruggeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- vuurwapen, zwart;
- stroomstootwapen, merk Kelon.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2 handschoenen
- 1 muts
Telefoons:
- BlackBerry 2 x
- Nokia Xpress
- Nokia 1280 2 x
- Nokia 1666-2
- Nokia 1110i
- Samsung E10801
- Samsung GT-S7070
- Samsung SGH U900
- Apple I-Phone G3 .
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- tas, merk Armani.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr C. Caminada en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr G.W. Jansink, griffier,
en op 10 november 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.