In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor afpersing, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 27 oktober 2014 en heeft daarbij de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Striekwold, in overweging genomen.
De tenlastelegging betrof een incident op 30 juni 2012, waarbij de verdachte en mogelijk medeverdachten de aangever zouden hebben bedreigd met een vuurwapen en hem zouden hebben mishandeld. De aangever verklaarde dat hij in een growshop werd bedreigd door drie mannen, waarbij een van hen een pistool op zijn hoofd hield en hem dwong om geld te betalen. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en stelde dat er geen sprake was van bedreiging of mishandeling.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangever onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De verklaringen van de medeverdachten en getuigen gaven geen bevestiging van de gebeurtenissen zoals door de aangever beschreven. Het hof oordeelde dat er te veel onduidelijkheden en inconsistenties waren in de verklaringen, waardoor de overtuiging ontbrak dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd.
Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en het gebrek aan overtuigend bewijs.