ECLI:NL:GHARL:2014:8692

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
21-008136-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na veroordeling voor afpersing door rechtbank Gelderland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor afpersing, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 27 oktober 2014 en heeft daarbij de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Striekwold, in overweging genomen.

De tenlastelegging betrof een incident op 30 juni 2012, waarbij de verdachte en mogelijk medeverdachten de aangever zouden hebben bedreigd met een vuurwapen en hem zouden hebben mishandeld. De aangever verklaarde dat hij in een growshop werd bedreigd door drie mannen, waarbij een van hen een pistool op zijn hoofd hield en hem dwong om geld te betalen. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en stelde dat er geen sprake was van bedreiging of mishandeling.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangever onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De verklaringen van de medeverdachten en getuigen gaven geen bevestiging van de gebeurtenissen zoals door de aangever beschreven. Het hof oordeelde dat er te veel onduidelijkheden en inconsistenties waren in de verklaringen, waardoor de overtuiging ontbrak dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en het gebrek aan overtuigend bewijs.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-008136-13
Uitspraak d.d.: 10 november 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 21 oktober 2013 met parketnummer 05-900837-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr S. Striekwold, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 30 juni 2012 te [plaats], ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld

[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan voormelde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk

- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gepakt en/of duidelijk zichtbaar voor voormelde [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen heeft (door)geladen, althans de slede van de vuurwapen in achterwaartse richting heeft bewogen en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen (met de loop) op/tegen het hoofd van voormelde [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] een (zogenoemde) kopstoot heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer] (met tot vuist gebalde hand) op/tegen zijn hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] heeft bij zijn keel/hals, althans bij zijn lichaam heeft/hebben vast gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer] (met luide stem) heeft/hebben toegevoegd dat:
- hij (voormelde [slachtoffer]) moest betalen en/of
- dat hij (voormelde [slachtoffer]) geld moest geven en/of
- dat hij, verdachte en/of één van zijn mededader(s) voormelde [slachtoffer] anders dood zou/zouden schieten, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;1 subsidiair:
ten eerste:
hij op of omstreeks 30 juni 2012 te [plaats] [slachtoffer] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
door opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gepakt en/of duidelijk zichtbaar voor voormelde [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of (vervolgens) dat vuurwapen heeft (door)geladen, althans de slede van dat vuurwapen in achterwaartse richting heeft bewogen en/of (vervolgens) dat vuurwapen (met de loop) op/tegen het hoofd van voormelde [slachtoffer] heeft gehouden;
en/of
ten tweede:
hij op of omstreeks 30 juni 2012 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), een zogenoemde kopstoot heeft gegeven en/of (met tot vuist gebalde hand) in/op/tegen diens hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; heeft gehouden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair ten eerste en ten tweede tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Op 30 juni 2012 is door [slachtoffer] aangifte gedaan van bedreiging en mishandeling in een growshop, gelegen aan de [adres] te [plaats]. Aangever verklaart hierover dat toen hij zich op de bovenverdieping bevond er drie negroïde mannen de trap op kwamen lopen. Een van deze mannen kwam naast [slachtoffer] staan en zei: “ik ken jou ergens van”. [slachtoffer] hoorde en zag dat de man een pistool in zijn hand had en dit laadde. Direct hierop voelde [slachtoffer] dat de man het pistool tegen de linkerzijde van zijn hoofd zette. Uit reactie pakte hij de hand van de man en het wapen vast. Vervolgens kreeg hij een harde kopstoot van de man tegen zijn voorhoofd. [slachtoffer] riep naar zijn dochter en vriendin dat zij de politie moesten bellen. Hij duwde de man met het pistool vervolgens van hem af om weg te kunnen lopen. Daarop kreeg hij van een andere man een vuistslag tegen zijn hoofd.
De andere man met het pistool had dit nog steeds op [slachtoffer] gericht. Hij schreeuwde dat [slachtoffer]
moest betalen of dat hij hem anders dood zou schieten. Een smalle man, welke achter in de winkel stond, schreeuwde dat [slachtoffer] moest betalen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er weliswaar een woordenwisseling is geweest tussen hem en [slachtoffer], maar dat er geen sprake is geweest van bedreiging(en) en mishandeling, laat staan dat er een pistool in het spel is geweest. Zijn medeverdachten hebben bij de politie ongeveer gelijkluidend verklaard. Ook de in de growshop aanwezige medewerkers verklaren slechts wetenschap te hebben over een hevige woordenwisseling tussen [slachtoffer] en een of meer van de negroïde mannen.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van aangever onvoldoende bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal en te veel onduidelijke en om nadere uitleg vragende uitlatingen bevat en daarmee een te wankele basis vormt voor bewezenverklaring van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
De in deze zaak door de politie als getuige gehoorde dochter van aangever [slachtoffer] heeft verklaard geschreeuw te hebben gehoord, de trap op te zijn gerend en te hebben gezien dat haar vader gewurgd werd door één van de mannen. Aangever [slachtoffer] zelf echter weet niet van een verwurging. Ook in andere opzichten rijzen twijfels bij de verklaring van de dochter. De vriendin van aangever heeft verklaard dat zij heeft gezien dat deze door drie mannen werd geslagen. Ook dit vindt geen dan wel onvoldoende bevestiging in de verklaring van aangever.
Weliswaar verklaart aangever dat een medeverdachte een tasje zou hebben gehad en een pistool zou hebben gebruikt. Maar het voorhanden hebben en gebruik van het vuurwapen vinden in geen van de overigens afgelegde verklaringen bevestiging. Weliswaar is een tasje met een vuurwapen aangetroffen in de nabijheid van het pand, maar volgens het proces-verbaal van opsporing zou dit daar zeer korte tijd na het beweerdelijk gebruik van het wapen tegenover aangever zijn neergelegd door een andere persoon dan verdachte dan wel zijn medeverdachten. Bovendien bevinden zich op het vuurwapen geen sporen van verdachte dan wel iemand anders. Bij gebreke van nadere gegevens in de verklaring van aangever over de kenmerken van het vuurwapen dat tegen hem zou zijn gebruikt, kan het hof niet bepalen of het om hetzelfde wapen zou kunnen gaan. Weliswaar heeft een medeverdachte volgens het proces-verbaal van zijn politieverhoor uitlatingen gedaan waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij bemoeienis had met het aangetroffen wapen dan wel dat kende, maar deze medeverdachte betwist dat hij heeft gezegd dat hij het aangetroffen wapen en/of tasje (her)kende. Mede omdat op dit punt kennelijk niet is doorgevraagd, kan het hof niet buiten redelijke twijfel de juistheid van de betwisting uitsluiten. Er is geen geluidsopname gemaakt van het verhoor, zodat het hof niet langs deze weg kan nagaan wat er precies is gezegd tijdens het verhoor. Mede daarom kan niet worden uitgesloten dat de medeverdachte verdachte bedoelde het soort wapen te herkennen dan wel de gelijkenis met een op een aan hem getoonde foto van het wapen met het aangetroffen wapen.
Het hof neemt aan dat hetgeen zich heeft afgespeeld op de bovenverdieping van de growshop voor aangever [slachtoffer] zeer ingrijpend geweest, maar kan op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmateriaal niet in voldoende mate vaststellen wat zich precies heeft afgespeeld. Het politieonderzoek biedt onvoldoende aanknopingspunten om de gang van zaken zoals die door de verdachte naar voren is gebracht en door het hof niet als onwaarschijnlijk of hoogst onwaarschijnlijk gepasseerd mag worden, buiten redelijke twijfel uit te sluiten. Het hof is er zich van bewust dat de vaststelling van de waarheid in sterke mate lijkt te zijn belemmerd door de omstandigheid dat de betrokken personen te maken lijken te hebben met hennepkwekerijen en de inning van schulden.
Gelet op het tijdsverloop en het stadium waarin het proces zich thans bevindt, ziet het hof geen aanleiding, zoals door de raadsman aangevoerd, om thans nog een nader onderzoek te entameren.
Het hof zal verdachte daarom verdachte vrij spreken van hetgeen hem onder feit 1 onder primair, subsidiair onder ten eerste en ten tweede ten laste is gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr C. Caminada en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr G.W. Jansink, griffier,
en op 10 november 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.