ECLI:NL:GHARL:2014:8606

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
21-007302-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Gelderland inzake gewelddadige woningoverval

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij de verdachte op 8 augustus 2012 samen met anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd in een woning te Voorthuizen. Tijdens deze overval is buitengewoon grof geweld gebruikt tegen de aanwezige bewoners, waaronder het slaan, schoppen en zelfs schieten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis gedeeltelijk vernietigd en de strafduur herzien. Het hof heeft vastgesteld dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld, maar dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing van het hof. Het hof heeft de straf verhoogd naar zes jaren gevangenisstraf, rekening houdend met de impact van de overval op de slachtoffers, die langdurig psychisch en fysiek letsel hebben ondervonden. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, die respectievelijk € 16.703,55 en € 10.958,95 bedragen, toegewezen en de verdachte verplicht om deze bedragen te vergoeden. De beslissing van het hof is op 10 november 2014 uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007302-13
Uitspraak d.d.: 10 november 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van
3 september 2013 met parketnummer 05-900997-12 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-700861-11, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [kliniek].

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 23 januari 2014, 1 september 2014 en van 27 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr C.D.A.J. Majoie, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming en aanvulling van de gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de duur van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf, de motivering daarvan en de beslissingen met betrekking tot de benadeelde partijen.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op genoemde onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
De beslissing inzake het bewijs
Het hof vult de in eerste aanleg met betrekking tot de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten gebezigde bewijsmiddelen aan metde verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 1 september 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 8 augustus 2012 te Voorthuizen zijn [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en ik de woning van [slachtoffer 1] binnen gegaan. Ik ben achter [medeverdachte 3] de woning binnen gegaan. Binnen was het direct een chaos. Ik zag dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] met een hard voorwerp midden op het hoofd sloeg. Achteraf denk ik dat dat het pistool is geweest. [medeverdachte 2] had een theedoek voor zijn hoofd. Mijn gezicht was onbedekt. Er ontstond een vechtpartij. Ik ben me daar ook mee gaan bemoeien. Ik heb [slachtoffer 1] klappen gegeven. Toen trok [slachtoffer 1] een groot mes uit de keukenlade. Ik stond toen ongeveer één meter bij [slachtoffer 1] vandaan. Hierop hoorde ik die vrouw hard gillen. Ik heb haar vervolgens een schop op het bovenbeen gegeven. Ik ben naar [slachtoffer 1] gelopen en heb gezegd dat het misschien beter zou zijn als hij meewerkte. Ik zag dat [medeverdachte 2] gericht op de benen van [slachtoffer 1] schoot.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met:
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte van 13 oktober 2014;
  • een vroeghulprapport van 13 augustus 2012, betreffende verdachte;
  • een trajectconsult, uitgevoerd door [naam], psychiater van 4 september 2012, betreffende verdachte;
  • een reclasseringsadvies van [instelling] van 18 juni 2014, betreffende verdachte;
  • een beknopt reclasseringsadvies van [instelling] van 4 juli 2014, betreffende verdachte;
  • een reclasseringsadvies van [instelling] van 3 oktober 2014, betreffende verdachte.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte op 8 augustus 2012 samen met anderen een overval heeft gepleegd in een woning met kennelijk als doel om twee motoren weg te nemen. Hierbij is buitengewoon grof geweld gebruikt tegen de op dat moment aanwezige bewoners [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Er is geslagen, geschopt en meermalen geschoten. Door de schoten is [slachtoffer 1] gewond geraakt aan zijn benen. In het algemeen geldt dat de slachtoffers van dergelijke overvallen nog lange tijd last hebben van de psychische gevolgen daarvan.
Ook in deze zaak hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich gedurende een lange periode angstig gevoeld en hebben ze maanden lang hun eigen woning niet durven betreden. Dit terwijl met name de eigen woning een plek is waar een mens zich veilig zou moeten kunnen voelen. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] als gevolg van zijn verwondingen veel pijn ondervonden, heeft hij moeten revalideren en gaat het lopen hem nog steeds moeilijk af. Delen van de kogels kunnen niet worden verwijderd en zijn benen zijn ontsierd door de littekens. [slachtoffer 1] is nog altijd niet in staat om zijn werk te hervatten. Voorts zal [slachtoffer 1] er mee moeten leren leven dat hij zich genoodzaakt zag zich bij deze overval tegen de aanvallers te verdedigen ten gevolge waarvan iemand is komen te overlijden.
Naast het leed voor de directe slachtoffers brengen feiten als de onderhavige onrust te weeg in de maatschappij, veroorzaken een gevoel van onveiligheid en schokken daarnaast de rechtsorde in hevig mate.
Daarbij heeft het hof nog gelet op voormeld uittreksel uit het Justitieel Documentatie-register, blijkens welk uittreksel verdachte eerder is veroordeeld ter zake geweld gerelateerde delicten, hetgeen verdachte er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof acht daarom oplegging van een zeer langdurige gevangenisstraf onontkoombaar.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de eerste rechter opgelegde straf.
Het is op deze grond dat het hof de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is opgelegd.
De raadsman heeft ter zitting van het hof meegedeeld dat verdachte in het kader van artikel 15.5 Penitentiaire Beginselen Wet voor een afstemmingsfase is geplaatst in de FPK te Assen alsmede zijn verblijf daar op dit moment nog te kort is om onderbouwd iets te kunnen zeggen over de behandelbaarheid van verdachte. Hij verzoekt het hof om het onderzoek ter terechtzitting aan te houden tot na de behandelplanbespreking in de FPK op 9 december 2014 omdat daarna pas duidelijk zal zijn of verdachte aan de slag kan gaan met de zeer complexe problematiek waar hij dagelijks mee te kampen heeft.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Het hof wijst dit verzoek af omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht, zodat de noodzaak daartoe ontbreekt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 16.703,55. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.958,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de duur van de opgelegde gevangenisstraf, de motivering daarvan en de beslissingen met betrekking tot de benadeelde partijen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 16.703,55 (zestienduizend zevenhonderddrie euro en vijfenvijftig cent) bestaande uit € 7.703,55 (zevenduizend zevenhonderddrie euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 9.000,00 (negenduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 16.703,55 (zestienduizend zevenhonderddrie euro en vijfenvijftig cent) bestaande uit € 7.703,55 (zevenduizend zevenhonderddrie euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 9.000,00 (negenduizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
118 (honderdachttien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.958,95 (tienduizend negenhonderdachtenvijftig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 7.458,95 (zevenduizend vierhonderdachtenvijftig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 10.958,95 (tienduizend negenhonderdachtenvijftig euro en vijfennegentig cent) bestaande uit € 7.458,95 (zevenduizend vierhonderdachtenvijftig euro en vijfennegentig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
89 (negenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst af het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr B.J.J. Melssen en mr M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr D. Mientjes, griffier,
en op 10 november 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 10 november 2014.
Tegenwoordig:
mr M. Otte, voorzitter,
mr M. van Leent, advocaat-generaal,
mr D. Mientjes, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.