ECLI:NL:GHARL:2014:8459

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
200.126.649-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betaling van nota's door vennootschap en privé

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de vonnissen van de kantonrechter in een geschil over onbetaalde nota's. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] in privé aansprakelijk is voor de betaling van vier nota's die door [geïntimeerde 1] zijn verzonden aan [R] B.V., de vennootschap waarvan [appellant] directeur en enig bestuurder was. De kantonrechter heeft getuigen gehoord en de vordering van de advocaat toegewezen.

In hoger beroep heeft [appellant] grieven ingediend en verzocht om aanvullend tegenbewijs te leveren. Hij betwist dat hij in privé opdrachtgever was van de werkzaamheden waarvoor de nota's zijn verzonden. Het hof heeft [appellant] toegelaten tot het leveren van aanvullend tegenbewijs door het horen van zichzelf als getuige. De getuigen [X] en [Y] zullen niet opnieuw worden gehoord, omdat hun eerdere verklaringen voldoende duidelijk zijn.

De zaak is aangehouden voor het verhoor van [appellant] als getuige, dat zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in Leeuwarden. Het hof heeft de rolzitting vastgesteld op 18 november 2014 en verdere beslissingen aangehouden. Dit arrest is gewezen door de drie rechters en openbaar uitgesproken op 4 november 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.126.649/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 337808 \ CV EXPL 12-511)
arrest van de eerste kamer van 4 november 2014 in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. W.J.A. van Es, kantoorhoudend te Meppel,
tegen

1.[geïntimeerde 1],

gevestigd te [woonplaats],
hierna:
[geïntimeerde 1],
2.
[geïntimeerde 2],
gevestigd te [woonplaats],
hierna:
[geïntimeerde 2],
3.
[geïntimeerde 3],
gevestigd te Meppel,
hierna:
[geïntimeerde 3],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamelijk:
[geïntimeerden],
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het tussenvonnis van 18 juli 2012 van de toenmalige rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen, en het eindvonnis van 6 februari 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Emmen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 24 april 2013 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van voormelde vonnissen van de kantonrechter met dagvaarding van [geïntimeerden] tegen de zitting van
14 mei 2013.
2.2
[geïntimeerden] zijn in de procedure in hoger beroep niet verschenen en tegen hen is verstek verleend.
2.3
[appellant] heeft een memorie van grieven (met twee producties) genomen met als conclusie:
"(...) bij arrest - voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - te vernietigen:
1. de vonnissen van (...) 18 juli 2012 en 6 februari 2013 (...), behoudens voorzover het betreft de aan [geïntimeerde 1] verstrekte bewijsopdracht in het vonnis van 18 juli 2012, en opnieuw rechtdoende en voor zoveel nodig onder verbetering der gronden;
2. het in eerste aanleg door thans geïntimeerden gevorderde af te wijzen;
3. met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties."
2.4
Ten slotte heeft [appellant] de stukken overgelegd en arrest gevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de producties bij de conclusie van dupliek in eerste aanleg van [appellant] in het procesdossier ontbreken.

3.De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Het hof ziet aanleiding om in hetgeen hierna volgt de feiten zelfstandig vast te stellen. Deze feiten komen, als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende gemotiveerd betwist alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties, op het volgende neer.
3.2
[geïntimeerde 1] is een notariskantoor waarvan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] de maten zijn. De heer [X] (hierna: [X]) is werkzaam als notaris in het door [geïntimeerde 1] gedreven kantoor.
3.3
[appellant] was directeur en enig bestuurder van [R] B.V., gevestigd te Arnhem (hierna: [R]). [R] dreef een onderneming in de zakelijke dienstverlening.
3.4
De heer [Y] van [accountantskantoor] te Hoogeveen (hierna: [Y]) heeft op 13 juli 2010 een e-mailbericht verzonden aan [X] met de volgende inhoud:
"(...)
Met de heer [appellant] gisteren de nieuw gewenste structuur doorgesproken. Ook met de huidige aandeelhouder Mevr [Z] dit besproken. Zij gaat akkoord met de nieuwe opzet.
Verzoek aan u is om de volgende zaken in gang te zetten:
- Statuten van [R] BV aanpassen: naam wijzigen in [Q] en activiteiten verruimen zo dat er ook aandelen van werkmaatschappijen gehouden worden en management activiteiten kunnen worden uitgevoerd
- [S] BV oprichten, oprichter en aandeelhouder [Q]; activiteiten verhuur van limo's.
- [T] BV oprichten, oprichter en aandeelhouder [Q]; activiteiten incasso, gelijk nu [R] heeft.
De BV's worden opgericht middels volstorting van de aandelen (inbreng van onderneming).
(...)"
3.5
Op 25 augustus 2010 zijn ten kantore van [geïntimeerde 1] drie formulieren ondertekend door [appellant]. Het betreft hier drie aan het ministerie van Justitie geadresseerde aanvragen voor de oprichting van een rechtspersoon, ook wel verklaringen van geen bezwaar genaamd.
De formulieren hebben betrekking op de oprichting van [S], [T] en
[Q]. In de formulieren die betrekking hebben op [S] en [T] is onder "Gegevens (rechtspersoon) oprichter, bestuurder, aandeelhouder en/of uiteindelijk beleidsbepaler" [Q] vermeld. In het formulier dat betrekking heeft op
[Q] is onder dezelfde vraag de naam van [appellant] vermeld.
3.6
Op 27 augustus 2010 heeft [Y] het volgende e-mailbericht verzonden aan [X]:
"(...)
De heer [appellant] en mevrouw [Z] hebben mij verzocht om met u contact te hebben over de spoedige overdracht van de aandelen [R] BV.
Met uw secretaresse al afgestemd dat u mij maandagochtend belt. Graag zouden wij de overdracht in de loop van de week gerealiseerd willen hebben.
Op 28 dec. 2006 zijn de aandelen door mevr. [Z] overgenomen van [U].
Thans moeten ze geleverd gaan worden aan de heer [appellant] voor de prijs van € 42.873. Deze koopsom is al betaald; zie bijlage.
(...)"
3.7
De levering van de aandelen heeft plaatsgevonden, maar de vennootschappen zijn niet opgericht. Voor haar werkzaamheden heeft [geïntimeerde 1] voor een totaalbedrag van € 2.717,73 vier nota's verzonden aan [R]. Deze nota's zijn onbetaald gebleven.
3.8
Bij rechterlijke uitspraak is [R] in staat van faillissement verklaard met ingang van 12 oktober 2010.
3.9
Nadien heeft [geïntimeerde 1] de in 3.7 bedoelde nota's verzonden aan [appellant] in privé.
Deze nota's zijn onbetaald gebleven.
3.1
Tegen de achtergrond van voormelde feiten hebben [geïntimeerden] in eerste aanleg [appellant] in privé gedagvaard en betaling van de nota's gevorderd, vermeerderd met rente en kosten.
3.11
[appellant] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd zonder bijstand van een advocaat.
3.12
Bij tussenvonnis van 18 juli 2012 heeft de kantonrechter [geïntimeerden] toegelaten
"tot het bewijs van feiten of omstandigheden, waaruit kan worden afgeleid dat zij in opdracht van gedaagde [
hof: [appellant]] als feitelijke opdrachtgever werkzaamheden heeft verricht en dat zij op grond daarvan € 2.717,73 opeisbaar van gedaagde te vorderen heeft gekregen."
3.13
De kantonrechter heeft [X] en - in contra-enquête - [Y] als getuigen gehoord. In het eindvonnis van 6 februari 2013 heeft de kantonrechter het bewijs geleverd geacht, de vorderingen van [geïntimeerden] toegewezen en [appellant] in de proceskosten verwezen.

4.De beoordeling in hoger beroep

4.1
[appellant] heeft vijf grieven ontwikkeld. In de kern genomen komen de grieven erop neer dat - anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld - de opdracht(en) aan [geïntimeerde 1] zijn gegeven door [Y] die daarbij handelde namens [appellant] in diens hoedanigheid van directeur/bestuurder van [R], niet namens [appellant] in privé. In de toelichting op de grieven betwist [appellant] met name de bewijswaardering door de kantonrechter. Verder biedt [appellant] tegenbewijs aan door het horen van zichzelf als getuige en stelt hij dat [X] en
[Y] opnieuw als getuigen moeten worden gehoord.
4.2
Het hof komt tot de volgende beoordeling. Aan de vordering van [geïntimeerden] ligt de stelling ten grondslag dat [appellant] in privé opdrachtgever was van alle werkzaamheden waarvan [geïntimeerden] betaling verlangen. Stelplicht en bewijslast hiervan rusten ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv op [geïntimeerden] Naar 's hofs oordeel terecht heeft de kantonrechter, gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellant] van voormelde stelling, [geïntimeerden] hiervan het bewijs opgedragen.
4.3
Alvorens in te gaan op de bewijswaardering zal het hof [appellant] op na te melden wijze toelaten tot het leveren van aanvullend tegenbewijs door het horen van zichzelf als getuige. Redengevend hiervoor is dat [appellant], zoals hij stelt, in eerste aanleg zichzelf niet heeft gehoord als getuige omdat hij als juridische leek niet wist dat dat mogelijk was.
4.4
Voor het opnieuw horen van de getuigen [X] en [Y] ziet het hof vooralsnog geen aanleiding. De door hen afgelegde verklaringen zijn in beginsel voldoende duidelijk. De niet nader onderbouwde stelling van [appellant] dat [X] en [Y] na te zijn geconfronteerd met zijn verklaring thans meer of anders zouden kunnen verklaren, acht het hof vooralsnog onvoldoende.
4.5
Het staat [appellant] vrij om de in 2.4 genoemde producties aanvullend te fourneren conform art. 2.17 van het landelijk procesreglement.
4.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:
laat [appellant] toe tot het horen van zichzelf in contra-enquête teneinde aanvullend tegenbewijs te leveren tegen de stelling van [geïntimeerden] dat [appellant] in privé opdrachtgever was van alle werkzaamheden waarvan [geïntimeerden] betaling verlangt;
het verhoor van [appellant] als getuige zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. de Hek, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en tijdstip;
verwijst de zaak naar de
rolzitting van 18 november 2014voor opgave van de verhinderdata van [appellant] en zijn advocaat voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. L. Groefsema en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 4 november 2014.