ECLI:NL:GHARL:2014:8393

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
200.150.664-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging omgangsregeling tussen vader en minderjarigen na incident tijdens omgangsmoment

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 18 maart 2014 had besloten de omgangsregeling te beëindigen na een incident op kerstavond 2012. Tijdens dit incident zou de vader zich bedreigend hebben uitgelaten tegenover de moeder, wat leidde tot ernstige zorgen over de emotionele en lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. De vader verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en de omgangsregeling te herstellen, maar de moeder, die geen verweerschrift indiende, had eerder verzocht om beëindiging van de omgangsregeling.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, dat adviseerde om de omgangsregeling te beëindigen. De minderjarigen zijn gehoord door een raadsheer-commissaris en hun mening over de omgang met de vader was duidelijk: zij voelden zich onveilig en hadden geen vertrouwen in zijn gedrag. Het hof concludeerde dat gedwongen omgang of aanhouding van de zaak een te grote druk op de kinderen zou leggen, wat hun emotionele welzijn verder zou schaden.

De vader betoogde dat een aanhouding van de beslissing voor zes maanden voldoende zou zijn om rust te creëren en vertrouwen op te bouwen, maar het hof was van mening dat de signalen van de kinderen authentiek waren en dat er eerst gewerkt moest worden aan herstel van het vertrouwen tussen de ouders. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De uitspraak benadrukt het recht van kinderen op een veilige en stabiele omgeving, en de noodzaak voor ouders om samen te werken in het belang van hun kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.150.664/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/141128/ FA RK 13-1313)
beschikking van de familiekamer van 16 oktober 2014
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.P. Verdoorn, kantoorhoudend te Apeldoorn,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. M.B. Beerentsen, kantoorhoudend te Zwolle, thans zonder advocaat.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 18 maart 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 13 juni 2014, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking (hierna ook wel genoemd: de bestreden beschikking). De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] in de [gemeente X] (hierna: [minderjarige 1]) en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] in de [gemeente Y] (hierna: [minderjarige 2]) en in zoverre opnieuw rechtdoende het verzoek van de moeder tot beëindiging van de omgangsregeling tussen de vader en genoemde minderjarigen, af te wijzen.
2.2
Hoewel daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld is namens de moeder geen verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken waaronder:
- de brief met bijlagen van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) van 24
juni 2014, ingekomen op 25 juni 2014;
- de brief met bijlagen van mr. Verdoorn met bijbehorend journaalbericht van 14 juli
2014, ingekomen op 15 juli 2014;
- de brief met bijlagen van mr. Verdoorn met bijbehorend journaalbericht van 15
september 2014, ingekomen op 16 september 2014;
- het journaalbericht van 18 september 2014, ingekomen op 19 september 2014 van
mr. Beerentsen, inhoudende een ontrekking als advocaat.
2.4
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de zaak, op 26 september 2014, buiten aanwezigheid van partijen gehoord door een raadsheer-commissaris. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft het hof de mening van de minderjarigen zakelijk weergegeven medegedeeld aan partijen.
2.5
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het hof, gehouden te Zwolle, op 26 september 2014. Partijen zijn daarbij verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Voorts is mw. [X] verschenen namens de raad in het kader van diens adviserende taak.

3.Feiten en achtergronden

3.1
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geboren uit de affectieve relatie die partijen met elkaar hebben gehad. De vader heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] erkend.
3.2
Naast [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft de vader nog drie kinderen uit een eerdere relatie.
3.3
Partijen hebben op of omstreeks 16 augustus 2004 hun relatie beëindigd, na ongeveer vijf jaar samen te hebben gewoond.
3.4
In een door partijen op 7 mei 2009 ondertekend convenant hebben partijen afspraken gemaakt over de invulling van het ouderschap, waaronder dat de moeder alleen het gezag heeft over de kinderen, dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben en dat een omgangsregeling tussen de kinderen en de vader zal gelden als nader omschreven in dat convenant.
3.5
Op kerstavond 2012 heeft er een incident plaatsgevonden tijdens een omgangsmoment tussen de vader en de kinderen, waarbij de vader zich in de beleving van de kinderen op zeer bedreigende en beangstigende wijze heeft uitgelaten ten aanzien van de moeder. Sindsdien verloopt de omgangsregeling (nog) moeizamer. De vader heeft het desbetreffende incident anders beleefd.
3.6
Partijen hebben elkaar in het kader van de naleving van de omgangsregeling getroffen in kort geding. In dit verband zijn partijen ter zitting van de voorzieningenrechter op 12 juli 2013 overeengekomen dat de kinderen in het kader van een voorlopige omgangsregeling, in afwachting van de bodemprocedure, bij de vader verblijven:
- zondag 21 juli 2013 vanaf 12.00 uur tot maximaal 16.00 uur;
- zondag 28 juli 2013 vanaf 12.00 uur tot maximaal 17.00 uur;
- zondag 18 augustus 2013 vanaf 12.00 tot maximaal 17.00 uur;
elke keer onder begeleiding van [A] en [B].
3.7
De moeder heeft diezelfde dag, 12 juli 2013, de bodemprocedure ingeleid door het inleidend verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, onder meer strekkende tot beëindiging van de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen.
3.8
De vader heeft een verweerschrift ingediend en daarin geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van de moeder.
3.9
De raad is intussen een onderzoek gestart en heeft op 25 oktober 2013 rapport en advies uitgebracht aan de rechtbank met betrekking tot de invulling van de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. In het desbetreffende rapport concludeert en adviseert de raad, kort gezegd, om het verzoek van de moeder tot beëindiging van de omgangsregeling toe te wijzen omdat de omgang tussen de vader en de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment ernstig nadeel oplevert voor hun geestelijke of lichamelijke ontwikkeling.
3.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het advies van de raad overegenomen en de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen als opgenomen in het voormelde convenant, beëindigd. Hiertegen richt zich het hoger beroep van de vader.

4.De motivering van de beslissing

4.1
In geschil is de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
4.2
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft voorts het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Het recht op omgang kan dienovereenkomstig slechts worden ontzegd op de in de wet limitatief omschreven gronden (artikel 1:377a lid 3 BW), waaronder -onder a- wanneer omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen.
4.3
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de voormelde ontzeggingsgrond in het onderhavige geval van toepassing geacht en het verzoek van de vader om de beslissing voor de duur van een half jaar aan te houden, afgewezen. De rechtbank heeft daartoe in de bestreden beschikking onder meer overwogen dat aanhouding een te grote hypotheek legt op de emotionele belasting van de kinderen, bij wie nu veel angst voor de vader en de omgang met hem bestaat.
4.4
De vader kan zich daarin niet vinden. Het appel van de vader tegen de bestreden beschikking strekt tot betoog, zeer kort samengevat, dat aanhouding van de beslissing voor de duur van een half jaar voldoende is om rust te creëren en van daaruit te werken aan het benodigde vertrouwen, waarbij de vader aangeeft dat de door hem voorgestane benadering niet een te grote emotionele belasting van de kinderen behoeft te zijn. Zijn borderlineproblematiek, waar in de stukken over wordt gesproken, is volgens de vader niet meer aan de orde.
4.5
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting schaart het hof zich, na eigen onderzoek, achter het oordeel van de rechtbank in de bestreden beschikking waaronder begrepen de afwijzing van het verzoek van de vader om de beslissing over de in geding zijnde omgangsregeling aan te houden. Het hof overweegt daartoe het volgende.
4.6
Uit het rapport van de raad van 25 oktober 2013 blijkt onder meer dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich goed ontwikkelen. [minderjarige 1] is gediagnosticeerd met autisme (Asperger). Hiervoor heeft hij medicatie en het gaat goed met hem. [minderjarige 2] kan goed leren, maar lijkt hierbij hinder te ondervinden van dyslexie. Hiervoor is aandacht vanuit thuis en vanuit school. Beide jongens doen aan sport en dit brengt hen veel plezier. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] maken de indruk dat ze goed met elkaar overweg kunnen alhoewel [minderjarige 2] het soms lastig vindt met zijn broer om te gaan. De kinderen hebben een goede band met hun moeder.
4.6.1
De relatie van de kinderen met hun vader is echter complex. Ze willen heel graag een vader die lief en belangstellend is en ze ervaren hun vader als iemand die zijn eigen weg gaat, onvoorspelbaar kan zijn in zijn gedrag en wel aanwezig is, maar vanuit zijn eigen behoeften het contact met hen invult. De raad heeft de indruk dat de kinderen spanningen hebben meegekregen tussen ouders en rond de borderlineproblematiek van de vader. [minderjarige 1] geeft bij de raad nog aan dat hij wel contact wil met zijn vader maar dan incidenteel en wanneer hij ([minderjarige 1]) dat aangeeft. In zijn gesprek met de raadsheer-commissaris geeft hij aan geen contact meer te willen. [minderjarige 2] wil het liefst helemaal geen contact met de vader meer. De onvoorspelbaarheid van vaders gedrag maakt hem onzeker en brengt hem uit zijn evenwicht. Het incident op kerstavond 2012 waarbij de vader de kinderen te laat heeft teruggebracht en waarbij hij volgens de kinderen dreigde de moeder om het leven te brengen, heeft ertoe bijgedragen dat ze nog meer het vertrouwen in de vader hebben verloren. Ook hebben uitingen van de vader -gecombineerd met de berichten in de media over de zaak Ruben & Julian- angst over hun eigen welzijn opgeroepen. De vader ontkent dat er een incident heeft plaatsgevonden. Daarnaast hebben de kinderen er last van dat hun ouders niet met elkaar communiceren en elkaar niet vertrouwen.
4.7
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de signalen die de kinderen afgeven, alsmede de mening die zij kenbaar hebben gemaakt over de in geding zijnde omgang, authentiek overkomen. Die signalen zijn ook naar het oordeel van het hof van zodanige aard dat gedwongen omgang, dan wel aanhouding van de zaak, waarschijnlijk een te grote druk zal leggen op de kinderen en daardoor waarschijnlijk het tegenovergestelde effect zal bewerkstelligen, namelijk dat het verzet bij de kinderen tegen omgang met de vader alleen nog verder toeneemt. Tijdens het kinderverhoor van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op 26 september 2014 is het hof gebleken dat de weerstand bij de kinderen niet merkbaar is afgenomen sinds het raadsonderzoek. De kinderen hebben geen vertrouwen in het gedrag van de vader en kennen de vader als iemand die snel boos kan zijn en onvoorspelbaar is in zijn gedrag. De begeleide contacten die er zijn geweest in juli en augustus 2013 hebben daarin geen verbetering gebracht en hebben er althans niet toe geleid dat de omgangsregeling weer kan worden hervat. In dit verband is gebleken dat de begeleide omgangsmomenten in ieder geval deels voor de kinderen teleurstellend zijn verlopen.
4.8
Naast het geschonden vertrouwen bij de kinderen in de vader, speelt het ontbreken van communicatie en vertrouwen tussen partijen. De moeder is daarbij voor de kinderen de meest stabiele en betrouwbare factor gebleken in hun leven (waarbij zij bovendien voor hun dagelijkse verzorging en opvoeding op haar zijn aangewezen). Het hof is hierbij gebleken dat de draagkracht van de moeder niet onbeperkt is.
4.9
Ter zitting van het hof is namens de raad onder meer opgemerkt dat de sleutel voor verbetering van de situatie en het toewerken naar een eventuele omgangsregeling tussen de vader en de kinderen in de toekomst, ligt bij de ouders. Er dient eerst 'een lijntje' tot stand te worden gebracht tussen de ouders, zodat langs die weg gewerkt kan worden aan herstel van het geschonden vertrouwen. Het hof kan de raad daarin volgen en is van oordeel dat daarvoor voldoende tijd dient te worden genomen, mede gelet op de behandeling die de kinderen (en de moeder) ondergaan. Beide partijen hebben zich in dit verband ter zitting van het hof bereid verklaard zich hiervoor in te zetten en zo nodig daarvoor professionele hulp in te schakelen. Het hof ziet geen aanleiding zelf een deskundige te benoemen als door de vader ter zitting van het hof verzocht. Dat zou een aanhouding betekenen van de beslissing met alle emotionele belasting van dien voor de kinderen. De kinderen hebben nu behoefte aan duidelijkheid en veiligheid. Het hof laat de invulling van het traject dat moet leiden tot het tot stand brengen van een 'lijntje' tussen de ouders en herstel van het onderling vertrouwen, daarom over aan partijen en gaat ervan uit dat partijen hun toezeggingen in deze gestand zullen doen in het belang van de kinderen.
4.1
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven die de vader heeft aangevoerd tegen de bestreden beschikking, falen.

5.De slotsom

5.1
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 18 maart 2014 voor zover aan dit hoger beroep onderworpen;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Garos, mr. A.E.F. Hillen en mr. N.C. van Oostrom en is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2014 in bijzijn van de griffier.