ECLI:NL:GHARL:2014:8354

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
21-001474-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerp uit het Museum Catharijneconvent te Utrecht

In deze zaak gaat het om de medeplichtigheid aan de diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerp, de Monstrans, uit het Museum Catharijneconvent te Utrecht. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], zonder bekende woon- of verblijfplaats, is in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 28 februari 2014 werd uitgesproken. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 oktober 2014, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. M.J. Lamers, aanwezig waren.

De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de diefstal, die op 29 januari 2013 plaatsvond. De tenlastelegging omvatte onder andere het vervoeren van een medeverdachte naar het museum en het wachten op deze medeverdachte tijdens de diefstal. Het hof heeft het hoger beroep behandeld en de bewijsvoering kritisch bekeken, met bijzondere aandacht voor de DNA-analyses die in de zaak zijn uitgevoerd. De verdediging voerde aan dat het DNA onrechtmatig was verkregen en dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.

Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de primair tenlastegelegde diefstal, maar dat de verdachte wel medeplichtig was aan de diefstal. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor de subsidiair bewezenverklaring van medeplichtigheid aan diefstal. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het Museum Catharijneconvent, dat schade heeft geleden door de diefstal.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001474-14
Uitspraak d.d.: 3 november 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 28 februari 2014 met parketnummer 16-700453-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, naar voren is gebracht.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft, alleen indien en voor zover het hof de DNA-rapportage voor het bewijs zou gebruiken, verzocht [deskundige] alsnog als deskundige te horen. De verdediging wenst [deskundige], de opsteller van de DNA-rapportage van 19 juni 2013, te bevragen over de hypotheses III en IV en in hoeverre deze in stand zouden blijven als daarbij de omstandigheid wordt betrokken dat de broer van verdachte voor dit feit veroordeeld is. Als het DNA voor het bewijs zou worden gebruikt lijkt, aldus de raadsman, noodzaak tot het horen van de deskundige gegeven, in het licht van het specifieke voorbehoud dat wordt gemaakt ten aanzien van verwanten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsman ligt het scenario ten grondslag dat het DNA, dat is aangetroffen op het handvat van de betreffende scooter, ook afkomstig kan zijn van een familielid van verdachte, meer in het bijzonder van verdachtes broer [medeverdachte 1], die in deze zaak ook als verdachte is aangemerkt en inmiddels in hoger beroep voor zijn aandeel in de zaak is veroordeeld.
Het hof acht het aan voormeld verzoek ten grondslag liggende scenario niet aannemelijk, nu noch de inhoud van het dossier, noch het verhandelde ter zitting, enig aanknopingspunt bevat voor dat scenario, meer in het bijzonder geen enkele aanwijzing dat een familielid van verdachte, in deze verdachtes broer [medeverdachte 1], het betreffende handvat zou hebben aangeraakt/vastgehouden.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit het Museum Catharijneconvent heeft weggenomen een Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een glazen deur en/of een vitrinekast
subsidiair:
[medeverdachte 2] en/of een of meer (onbekende) mededader(s) op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit het Museum Catharijneconvent hebben/heeft weggenomen een Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of die een of meer (onbekende) mededader(s) en/of verdachte, waarbij die [medeverdachte 2] of diens mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een glazen deur en/of een vitrinekast, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, die [medeverdachte 2] (met een door, hem verdachte, bestuurde bromfiets/scooter), naar voornoemd museum te vervoeren en/of tijdens het uitvoeren van die diefstal op die [medeverdachte 2] te blijven wachten en/of die [medeverdachte 2] weer vanaf voornoemd museum te vervoeren (ten einde de vlucht van die [medeverdachte 2] mogelijk te maken);
meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2013 tot en met 13 februari 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde Monstrans wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft ter zitting van het hof betoogd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – betoogd dat:
- het DNA van verdachte op 15 maart 2013 onrechtmatig is verkregen omdat ten tijde van de afname geen ernstige bezwaren tegen verdachte aanwezig waren. De bevindingen van het DNA onderzoek mogen derhalve niet voor het bewijs worden gebezigd;
- uit het onderzoek niet zonder meer valt af te leiden dat de aangetroffen scooter is gebruikt als vluchtscooter bij het plegen van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De bevindingen in het NFI-rapport ten aanzien van het DNA, zijn van geringe bewijswaarde aangezien in het rapport geen uitspraak wordt gedaan over de waarschijnlijkheid van het toebehoren aan een ander dan verdachte indien de mogelijkheid van zijn broer of ander familielid zou worden betrokken. In dat verband heeft de raadsman gewezen op het feit dat de broer van verdachte door dit hof schuldig is bevonden aan het medeplegen van diefstal van de monstrans. Daarnaast is de raadsman van mening dat niet zonder meer aannemelijk is geworden dat het DNA is achtergelaten ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit;
- verdachte op een ander moment met het handvat van de (als vluchtscooter aangemerkte) scooter in aanraking zou kunnen zijn gekomen.
Het hof overweegt omtrent vorenstaande verweren als volgt.
Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje is het hof, ander dan de eerste rechter, van oordeel dat er ten tijde van het geven van het bevel tot afname van DNA van verdachte er voldoende ernstige bezwaren tegen verdachte aanwezig waren. Dat oordeel is gebaseerd op de CIE-informatie, waaronder meer de CIE-info van 8 februari 2013 en de info van 19 februari 2013, alsmede de (tap)gesprekken van:
* 18 februari 2013 tussen de moeder van [naam] en een onbekende man en
* 2 maart 2013 tussen verdachte en zijn moeder en
* de constatering, na de aanhouding van verdachte op 13 maart 2013, van de verbalisanten dat het postuur van verdachte overeenkomt met de omschrijving van de bestuurder van de vluchtscooter.
Op basis van het vorenstaande mocht de officier in eerste aanleg ervan uitgaan dat er sprake was van ernstige bezwaren die een bevel tot afname rechtvaardigden. De bevindingen van het DNA onderzoek kunnen naar het oordeel van het hof derhalve voor het bewijs worden gebezigd.
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje herhaalt het hof hetgeen hiervoor onder het kopje “Voorwaardelijk verzoek” is overwogen.
Ander punt: ook heeft de raadsman als scenario naar voren gebracht dat verdachte op een ander moment
Ten aanzien van het derde gedachtestreepje overweegt het hof dat ook dat scenario geen steun vindt in de inhoud van het dossier noch in het verhandelde ter terechtzitting, waarbij het hof mede betrekt dat verdachte noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep in persoon is verschenen en derhalve daar geen verklaring heeft afgelegd.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof acht onvoldoende bewijs aanwezig om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de Monstrans.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Aan de hand van de bewijsmiddelen, met name de specifieke kenmerken van die scooter, stelt het hof vast dat dat aangetroffen scooter de vluchtscooter is geweest.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
[medeverdachte 2] en/
of een of meer (onbekende)mededader
(s
)op
of omstreeks29 januari 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met elkaar,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit het Museum Catharijneconvent hebben
/heeftweggenomen een Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het
Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan het Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of die een of meer (onbekende) mededader(s) en/of verdachte,waarbij die [medeverdachte 2]
of diens mededader(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
/ hebbenverschaft en
/ of de /het weg te nemen goed
(eren) onder zijn
/ hunbereik heeft
/ hebbengebracht door middel van braak
en/of verbrekingvan een glazen deur en
/ofeen vitrinekast, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk op
of omstreeks29 januari 2013 te Utrecht,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,die [medeverdachte 2] (met een door, hem verdachte, bestuurde
bromfiets/scooter), naar voornoemd museum te vervoeren en
/oftijdens het uitvoeren van die diefstal op die [medeverdachte 2] te blijven wachten en
/ofdie [medeverdachte 2] weer vanaf voornoemd museum te vervoeren (ten einde de vlucht van die [medeverdachte 2] mogelijk te maken).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte hand- en spandiensten heeft verleend aan anderen die zich schuldig hebben gemaakt aan de diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerp, waarbij met grof geweld de toegang is verschaft tot het Catharijneconvent, waar zich op dat moment de zogenaamde Monstrans bevond. Deze brutale roof vond plaats op klaarlichte dat in de aanwezigheid van personeel en bezoekers van het museum en heeft grote indruk gemaakt op de aanwezigen. De Monstrans werd in gehavende staat teruggevonden. Tot op de dag van vandaag ontbreekt het gedeelte van de Monstrans, waarin zich vele ingelegde diamanten bevonden.
Gelet op het aandeel van verdachte in het hiervoor bewezenverklaarde misdrijf acht het hof een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.327,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 48, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.327,62 (drieduizend driehonderdzevenentwintig euro en tweeënzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Museum Catharijneconvent, een bedrag te betalen van
€ 3.327,62 (drieduizend driehonderdzevenentwintig euro en tweeënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
43 (drieënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr B.J.J. Melssen en mr M.A.F. Cools-Weebers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr D. Mientjes, griffier,
en op 3 november 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr M.A.F. Cools-Weebers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.