In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] C.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 17 december 2013 het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen de aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) 2011 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente, en ongegrond verklaard voor zover het gericht was tegen de boetebeschikking. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, maar dit werd door het Hof op 25 maart 2014 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, waarbij hij stelde dat het hogerberoepschrift tijdig ter post was bezorgd, maar pas na afloop van de termijn was afgestempeld. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de terpostbezorging beoordeeld en geconcludeerd dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De gemachtigde van belanghebbende had niet voldoende bewijs geleverd dat het hogerberoepschrift eerder ter post was bezorgd dan de datum van afstempeling. Het Hof oordeelde dat de stelling van belanghebbende niet voldoende onderbouwd was en dat de mogelijkheid van een fout in de postverwerking onwaarschijnlijk was. Het verzet werd ongegrond verklaard, en het Hof zag geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.