ECLI:NL:GHARL:2014:8232

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
21-009367-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van ontuchtige handelingen met dochter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter, en het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak is behandeld tijdens meerdere zittingen, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de rechtbank, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep tegen de vrijspraak van het eerste feit.

De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen gepleegd in de periode van 13 maart 2008 tot 13 maart 2012, waarbij de verdachte zijn dochter zou hebben misbruikt. De verklaringen van de dochter, die eerder zijn gedaan aan een schoolfunctionaris en een medewerker van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. De dochter heeft later onder ede verklaard dat er nooit iets seksueels is voorgevallen tussen haar en haar vader, wat de basis voor de beschuldigingen ondermijnt. Het hof concludeert dat de verklaringen van de dochter, hoewel niet onjuist weergegeven, te wankel zijn om tot een bewezenverklaring te komen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan haar oordeel was onderworpen en heeft het de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is op 28 oktober 2014 openbaar uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-009367-13
Uitspraak d.d.: 28 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 13 december 2013 met parketnummer 05-860869-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 juni 2014, 28 augustus 2014, 14 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr R.D.J. Visschers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Tegen deze vrijspraak staat voor verdachte geen hoger beroep open. Verdachte zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan haar oordeel onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
2:
hij (op één of meer tijdstippen) in de periode van 13 maart 2008 tot 13 maart 2012, te [plaats] en/of elders in Nederland, met [slachtoffer], geboortedatum 13 maart 1996, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten - het brengen van zijn penis in haar vagina en/of mond en/of - het brengen van zijn vinger in haar vagina, althans het betasten van haar vagina, en/of - het betasten van haar borsten en/of - het zich door haar laten aftrekken, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaar had bereikt;
3:
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met
31 december 2012 te [plaats], en/of elders in Nederland, met [slachtoffer], geboortedatum 13 maart 1996, zijnde verdachtes minderjarige dochter, ontucht heeft gepleegd, bestaande die ontucht in - het brengen van zijn penis in haar vagina en/of mond en/of - het brengen van zijn vinger in haar vagina, althans het betasten van haar vagina, en/of - het zich door haar laten aftrekken en/of - het betasten van haar borsten;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdachte wordt - kort gezegd - beschuldigd van seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer]. Hij ontkent dit. De beschuldiging is gebaseerd op uitlatingen van [slachtoffer] tegenover een functionaris van haar school en een medewerkster van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. [slachtoffer] heeft noch aangifte gedaan noch het misbruik bevestigd tegenover de politie. Zij heeft in een later stadium als getuige onder ede tegenover de rechter verklaard dat er nooit iets seksueels is voorgevallen tussen haar en haar vader. Dat zij eerder heeft gezegd dat dit wel zo is, ontkent zij, hoewel zulks eerder verklaard is door de eerder genoemde getuigen. Het betreft de auditu-verklaringen over uitlatingen van [slachtoffer] tegenover die getuigen. Ook zijn er de auditu-verklaringen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte dan wel zijn echtgenote het misbruik deels zouden hebben toegegeven. Ofschoon het hof aanneemt dat uitlatingen van [slachtoffer] naar hun strekking niet onjuist zullen zijn weergegeven en de uitlatingen van verdachte en zijn echtgenote zo zijn verteld door de getuigen als zij door hen zijn begrepen, zijn deze verklaringen van horen zeggen een te wankele basis om tot een bewezenverklaring te komen. Het hof kan niet nagaan of controleren wat [slachtoffer] precies tegen de medewerkster van het AMK heeft gezegd. De verklaringen zijn voor het overige deels weinig concreet over wat er door wie zou zijn gezegd of beaamd, terwijl het op een aantal wezenlijke punten niet duidelijk is of het gaat om een waarneming dan wel een interpretatie van een waarneming. Het tapgesprek tussen [slachtoffer] en [betrokkene], en de verklaring van [slachtoffer]’s broer [naam] maken dit oordeel niet anders, nu de inhoud hiervan niet eenduidig op seksueel contact tussen [slachtoffer] en haar vader wijst. De uitlatingen van [slachtoffer], zoals weergegeven door de genoemde personen, vinden daarmee hoe dan ook te weinig ondersteuning uit andere bron dan [slachtoffer] zelf (op het moment dat zij die uitlatingen deed).

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep gericht tegen de vrijspraak van feit 1.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr H.G.W. Stikkelbroeck en mr C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 28 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.