Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte],
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 12 juli 2010 in de gemeente [gemeente2] zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in een slaapkamer, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij [benadeelde] haars ondanks tegenwoordig was.
Bewijsoverweging
Bewezenverklaring
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 12 juli 2010 in de gemeente [gemeente2] zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in een slaapkamer, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij [benadeelde] haars ondanks tegenwoordig was.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
€ 9.563,59 (negenduizend vijfhonderddrieënzestig euro en negenenvijftig cent) bestaande uit € 7.063,59 (zevenduizend drieënzestig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 9.563,59 (negenduizend vijfhonderddrieënzestig euro en negenenvijftig cent) bestaande uit € 7.063,59 (zevenduizend drieënzestig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
82 (tweeëntachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.