Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
met bijlagen binnengekomen bij de griffie van het hof. Art. 1.4.3 van het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven houdt in dat uiterlijk de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog stukken kunnen worden overgelegd. Het hof heeft, hoewel de stukken te laat zijn ingediend, kennisgenomen van
de inhoud daarvan, nu de wederpartij daartegen geen bezwaar heeft gemaakt.
3.De vaststaande feiten
- overeenkomstig hetgeen partijen op 16 augustus 2000 zijn overeengekomen in artikel 1 van het door hen ondertekende echtscheidingsconvenant - als bijdrage in de kosten van levens-onderhoud van de vrouw aan haar een bijdrage van fl. 1000,-- per maand dient te voldoen.
de rechtbank bij echtscheidingsbeschikking vastgestelde bedrag als uitkering tot haar levensonderhoud te verlengen tot aan de pensioengerechtigde leeftijd van de man,
ingaande per 14 december 2012, althans tot aan het moment dat de vrouw niet langer
4.De omvang van het geschil
21 augustus 2013. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
5.De motivering van de beslissing
man heeft 19 jaar geduurd. De vrouw is thans 56 jaar en om die reden op de arbeidsmarkt moeilijk te bemiddelen. De vrouw is sinds 2011 arbeidsongeschikt, hetgeen volgens haar betekent dat het onaannemelijk is dat zij in de toekomst nog betaald werk zal krijgen.
De vrouw is in 1993 met haar werkzaamheden bij het GAK (Gemeenschappelijk Administratiekantoor) gestopt, omdat haar gezondheid het niet toeliet dat zij daar bleef werken. Volgens de vrouw hadden partijen hier gezamenlijk voor gekozen. De vrouw werkte toen in verband met haar gezondheidssituatie nog maar 3 dagen per week. Na het vertrek
bij het GAK is de vrouw dichter bij huis, in [plaats], gaan solliciteren en heeft vanaf dat moment tot 2009 via uitzendbureaus diverse verschillende werkzaamheden verricht.
Uit de door haar overgelegde stukken blijkt volgens de vrouw dat zij, sinds dat zij haar werkzaamheden bij het GAK heeft beëindigd, alles in het werk heeft gesteld en in voldoende mate actie heeft ondernomen om in de kosten van haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Het was voor haar echter, gelet op haar gezondheidssituatie en opleidingsniveau, niet mogelijk om na de echtscheiding een zelfstandig bestaan op te bouwen en haar behoefte aan alimentatie verlaagd te krijgen, aldus de vrouw.
in hoger beroep. In zaken waarin partijen in een familierelatie tot elkaar staan is het echter gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten zal dragen. Het hof ziet in het door de man gestelde geen aanleiding af te wijken van dit uitgangspunt en zal derhalve de kosten van het geding in hoger beroep compenseren.
6.De slotsom
7.De beslissing
mr. G. Jonkman, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 oktober 2014 in bijzijn van de griffier.