Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1], en
[appellant 2],
[appellanten],
de Staat,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, gewezen op 15 november 2013. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S. Bharatsingh, hebben op 19 augustus 2014 hun advocaat onttrokken zonder een nieuwe advocaat aan te stellen. Dit leidde tot de vraag of de appellanten nog van grieven konden dienen. Volgens het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, specifiek artikel 6.4, vervalt het recht om proceshandelingen te verrichten indien er zich op de roldatum twee weken na de onttrekking geen nieuwe advocaat stelt. Dit was in dit geval niet gebeurd, waardoor het hof oordeelde dat het recht van de appellanten om grieven te dienen was vervallen.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten geen grieven hebben ingediend tegen het vonnis van de voorzieningenrechter en dat dit vonnis niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. Daarom heeft het hof het hoger beroep verworpen. De appellanten zijn in het ongelijk gesteld en zijn veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 683,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Dit arrest is uitgesproken op 21 oktober 2014 door de rechters J.H. Kuiper, A.M. Koene en D.H. de Witte.