ECLI:NL:GHARL:2014:8079

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
200.148.796
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep wegens onttrekking advocaat zonder vervangende procesvertegenwoordiger

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, gewezen op 15 november 2013. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S. Bharatsingh, hebben op 19 augustus 2014 hun advocaat onttrokken zonder een nieuwe advocaat aan te stellen. Dit leidde tot de vraag of de appellanten nog van grieven konden dienen. Volgens het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, specifiek artikel 6.4, vervalt het recht om proceshandelingen te verrichten indien er zich op de roldatum twee weken na de onttrekking geen nieuwe advocaat stelt. Dit was in dit geval niet gebeurd, waardoor het hof oordeelde dat het recht van de appellanten om grieven te dienen was vervallen.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten geen grieven hebben ingediend tegen het vonnis van de voorzieningenrechter en dat dit vonnis niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. Daarom heeft het hof het hoger beroep verworpen. De appellanten zijn in het ongelijk gesteld en zijn veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 683,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat. Dit arrest is uitgesproken op 21 oktober 2014 door de rechters J.H. Kuiper, A.M. Koene en D.H. de Witte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.148.796/01
(zaaknummer voorzieningenrechter Noord-Nederland C/17/129812 / KG ZA 13-288)
arrest van de eerste kamer van 21 oktober 2014
in de zaak van

1.[appellant 1], en

2.
[appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna:
[appellanten],
advocaat: mr. S. Bharatsingh, kantoorhoudend te Hilversum, die zich heeft onttrokken,
tegen
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst),
zetelend te Den Haag,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
de Staat,
advocaat: mr. W.I. Wisman, kantoorhoudend te Den Haag.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kort geding vonnis van 15 november 2013, gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 26 november 2013 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van het vonnis van 15 november 2013, met dagvaarding van de Staat tegen de zitting van 10 juni 2014. De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"(...) het vonnis van 15 november 2013 (...) te vernietigen en opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van geïntimeerde, destijds eiseres af te wijzen en geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties."
2.2
De Staat heeft bij exploot van anticipatie van 17 april 2014 de eerst dienende dag vervroegd naar 13 mei 2014.
2.3
Op de rol van 27 mei 2014 heeft mr. Bharatsingh zich gesteld voor [appellanten] Aan [appellanten] is op genoemde datum vier weken uitstel verleend voor de memorie van grieven, waartoe de zaak is verwezen naar de rol van 24 juni 2014.
2.4
Ter rolle van 24 juni 2014 is nogmaals een uitstel van vier weken verleend voor het nemen van grieven, met verwijzing naar de rol van 22 juli 2014.
2.5
Vervolgens is nog twee maal een uitstel van twee weken verleend voor het indienen van de memorie van grieven, te weten op de roldata 22 juli 2014 en 5 augustus 2014.
Op laatstgenoemde datum is de zaak verwezen naar de rol van 19 augustus 2014.
2.6
Ter rolle van 19 augustus 2014 heeft de advocaat van [appellanten], mr. Bharatsingh, zich onttrokken en zijn cliënten schriftelijk gewezen op de gevolgen daarvan. [appellanten] hebben op de rol van 19 augustus 2014 niet van grieven gediend.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 2 september 2014 voor het stellen van een nieuwe procesvertegenwoordiger aan de zijde van appellanten.
2.7
Op de rol van 2 september 2014 heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [appellanten] en heeft de Staat arrest gevraagd en daartoe de stukken overgelegd.

3.De beoordeling

3.1
In art. 6.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) is bepaald - voor zover hier relevant en gelezen in samenhang met art. 6.2 Lpr - dat, indien zich op de roldatum twee weken na de onttrekking geen nieuwe advocaat stelt, het recht van die partij vervalt om de proceshandeling waarvoor zij staat, te verrichten. De wederpartij kan alsdan verzoeken arrest te wijzen.
3.2
Ter rolle van 2 september 2014 heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [appellanten], zodat laatstgenoemden niet van grieven hebben gediend. Gelet op hetgeen is bepaald in art. 6.4 Lpr is het recht van [appellanten] om nog van grieven te dienen, thans vervallen.
3.3
Nu [appellanten] geen grieven hebben ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat het vonnis van de voorzieningenrechter van 15 november 2013 niet in strijd is met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hoger beroep van [appellanten] worden verworpen.
3.4
[appellanten] moeten in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [appellanten] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het beroep van [appellanten];
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van de Staat tot aan deze uitspraak vast op € 683,- aan verschotten en op € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. A.M. Koene en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 21 oktober 2014.