In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een huurder, aangeduid als [appellant], en de Woningstichting Tubbergen, hierna te noemen de Woningstichting. De kern van het geschil betreft de situering van parkeerplaatsen bij het appartement van [appellant] en de daaruit voortvloeiende geluidoverlast. [appellant] stelde dat deze geluidoverlast een gebrek opleverde in de zin van artikel 7:204 BW, en vorderde herstel van dit gebrek of, subsidiair, een huurverlaging. De Woningstichting heeft de vorderingen van [appellant] in eerste aanleg afgewezen, waarna [appellant] hoger beroep heeft ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de parkeerplaatsen direct grenzen aan het appartementencomplex en dat deze uitsluitend door de bewoners worden gebruikt. [appellant] voerde aan dat de geluidoverlast, veroorzaakt door voertuigen die gebruik maken van de parkeerplaatsen, een gebrek vormt. Het hof oordeelde dat de wetenschap van [appellant] over de situering van de parkeerplaatsen en het geluid van voertuigen niet relevant is voor de beoordeling van het gebrek. Het hof concludeerde dat de geluidoverlast niet zodanig was dat het het huurgenot van [appellant] aantastte, en dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar waren.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep. De kosten voor de procedure in hoger beroep werden vastgesteld op € 1.577. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.