ECLI:NL:GHARL:2014:8031

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
KS 21-003330-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meerdere woninginbraken met betrekking tot verdachte en medeverdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, die in een kuil in het bos verbleef, werd beschuldigd van meerdere woninginbraken. Het hof oordeelde dat de kuil niet als woning kon worden beschouwd, waardoor de verdachte niet kon profiteren van de bescherming van het woonrecht. De politie had geen machtiging nodig om de kuil te betreden, aangezien de verdachte toestemming had gegeven voor het doorzoeken van de locatie. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

De verdachte had samen met zijn medeverdachte inbraken gepleegd in verschillende woningen, waarbij zij goederen hadden gestolen. Het hof achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken bewezen op basis van verklaringen van de verdachte, zijn medeverdachte en de aangiftes van de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van voorarrest, en moest een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van een aantal tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003330-14
Uitspraak d.d.: 15 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 23 mei 2014 met parketnummer 18-930465-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1975],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 6, en wordt veroordeeld voor de zeven overige - primair - tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede tot betaling van de vordering van de benadeelde partij. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Andel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 25 december 2013 te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres], heeft weggenomen een computer/tablet en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2013 tot en met 27 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1] en/of te [plaats2], gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een computer/tablet en/of een mobiele telefoon heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2 primair:
hij op of omstreeks 25 of 26 december 2013 te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] heeft weggenomen sieraden, goud en/of 2 laptops, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 of 26 december 2013 tot en met 27 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1] en/of te [plaats2], gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, sieraden, goud en/of 2 laptops heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3 primair:
hij op of omstreeks 25 of 26 december 2013 te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] heeft weggenomen sieraden, een gouden herinneringsmunt, een iPad, een iPad smart cover, een telefoonlader en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 of 26 december 2013 tot en met 27 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1] en/of te [plaats2], gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, sieraden, een gouden herinneringsmunt, een iPad, een iPad smart cover, een telefoonlader en/of geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4 primair:
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2013 tot en met 28 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] heeft weggenomen een geldkistje, geld, medailles, speldjes, een laptop, een laptoptas, een sieraad en/of een blik erwtensoep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2013 tot en met 27 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1] en/of te [plaats2], gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldkistje, geld, medailles, speldjes, een laptop, een laptoptas, een sieraad en/of een blik erwtensoep heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5 primair:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2013 tot en met 30 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] heeft weggenomen sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2013 tot en met 27 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1] en/of te [plaats2], gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, sieraden heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
6 primair:
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2013 tot en met 23 december 2013, te [plaats2], gemeente [gemeente2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] heeft weggenomen een kluis (met inhoud), geld, een horloge en/of een filmcamera met tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2013 tot en met 27 december 2013, te [plaats2], gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kluis (met inhoud), geld, een horloge en/of een filmcamera met tas heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
7 primair:
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2013 tot en met 25 december 2013, te [plaats2], gemeente [gemeente2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] heeft weggenomen kleding, schoeisel, sporttassen, een rugzak, een spelcomputer + spellen, cosmetica, een computer, een horloge, wierook, film/foto apparatuur, telefoons, een babyfoon en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 22 december 2013 tot en met 27 december 2013, te [plaats2], gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, kleding, schoeisel, sporttassen, een rugzak, een spelcomputer + spellen, cosmetica, een computer, een horloge, wierook, film/foto apparatuur, telefoons, een babyfoon en/of sieraden heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
8 primair:
hij op of omstreeks 26 december 2013, te [plaats2], gemeente [gemeente2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] heeft weggenomen een computer, een kastje voor internetverbinding, een PlayStation, een koptelefoon, een bloeddrukmeter, een fotocamera, een iPad, een laptop, munten, sieraden, zonnebrillen, geld, een sporttas, kleding en/of etenswaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2013 tot en met 27 december 2013, te [plaats2], gemeente [gemeente2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een computer, een kastje voor internetverbinding, een PlayStation, een koptelefoon, een bloeddrukmeter, een fotocamera, een iPad, een laptop, munten, sieraden, zonnebrillen, geld, een sporttas, kleding en/of etenswaren heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting.

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de locatie waar verdachte en zijn medeverdachte werden aangehouden niet als hun woning kan worden beschouwd. Uit het dossier volgt dat sprake is van niet meer dan een voor eenieder toegankelijke ondiepe kuil in het bos op een afgelegen plaats, afgedekt met takken en plastic. In en rondom deze kuil bevonden zich vele goederen waarvan is vastgesteld dat deze van inbraken afkomstig waren. Verdachte en zijn medeverdachte hebben verklaard dat zij sinds korte tijd aldaar verbleven. Uit het dossier is op te maken dat beide verdachten sinds ruim een week in de kuil hebben gebivakkeerd. Zij pleegden, aldus hun verklaringen bij de politie, samen inbraken in de omgeving en namen de goederen mee naar de kuil. Ook anderen – die niet nader door verdachten werden beschreven – kwamen in de kuil, ook als verdachten niet aanwezig waren.
Het hof kent betekenis toe aan de aangetroffen feitelijke omstandigheden. Ook is van belang dat verdachten slechts korte tijd aldaar verbleven en in het geheel niet van de intentie is gebleken dat zij aldaar voor langere tijd wensten te blijven. Evenmin was sprake van een exclusief voor verdachte en zijn medeverdachte toegankelijke plaats. Uit de foto’s blijkt van een open ingang, waarbij nauwelijks moeite is gedaan de opening van de ruimte voor anderen af te schermen. In de kuil werden weinig persoonlijke spullen van verdachten aangetroffen. Van een woning kan onder deze omstandigheden naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake zijn. Het gegeven dat zij een aantal dagen en nachten of delen daarvan tussen vele (gestolen) goederen op bedden van stro hebben verbleven maakt dat niet anders. De rechtbank heeft op juiste gronden geoordeeld dat hier geen sprake was van enig privé-huiselijk leven, maar slechts van een schuilplaats om zich aan het oog van de autoriteiten te onttrekken en een opslagplaats voor gestolen goederen.
Op grond van het bovenstaande komt verdachte niet de bescherming van het woonrecht toe. Een machtiging tot binnentreding was in de gegeven situatie niet vereist. Uit het dossier kan overigens ook volgen dat evenmin sprake is geweest van een doorzoeking. De vele goederen lagen zichtbaar en voor de hand.
Los van het bovenstaande is het hof anders dan de raadsman van oordeel dat uit het dossier volgt dat verdachte in bijzijn van een tolk kort na zijn aanhouding op het bureau van politie toestemming heeft gegeven de spullen op de locatie alwaar hij was aangehouden en hij
- aldus zijn verklaring - had geslapen en gegeten te doorzoeken. Een redelijk uitleg van dergelijke bewoordingen brengt naar het oordeel van het hof mee dat de politie ervan uit kon gaan dat verdachte toen hij zijn toestemming gaf om de goederen in de kuil te onderzoeken, het betreden van die kuil daaronder was begrepen. De toestemming - die achteraf bezien dus niet was vereist - was immers verkregen voordat de kuil werd betreden en goederen werden aangetroffen, blijkens de tijdstippen zoals deze in het proces-verbaal zijn genoemd. [1]
Op grond van het bovenstaande concludeert het hof dat van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering geen sprake is. In dit verband merkt het hof - ten overvloede - op dat, ook indien wel sprake was geweest van schending van het huisrecht, het hier geen ingrijpende inbreuk was geweest gezien de specifieke omstandigheden in deze zaak. Gelet op de thans geldende jurisprudentie van de Hoge Raad [2] op dit punt zou ook in dat geval derhalve geen plaats zijn geweest voor het door de raadsman bepleite rechtsgevolg van bewijsuitsluiting, maar had met de enkele vaststelling dat sprake is van een vormverzuim kunnen volstaan.
Toegespitst op de onderhavige zaak zou het vormverzuim immers– aldus de verdediging – erin bestaan dat een woning is binnengetreden en doorzocht zonder machtiging. Ware dit juist dan zou moeten worden beantwoord de vraag of, en zo ja, welk rechtsgevolg aan dit vormverzuim moet worden verbonden. Bij beantwoording van deze vraag dient rekening te worden gehouden met de in art. 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren. Weliswaar zou in de door de verdediging gestelde situatie sprake zijn van dat in aanzienlijke mate - inbreuk is gemaakt op een belangrijk strafvorderlijk voorschrift, de volgende vraag is echter wat de ernst is van het verzuim is en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Uit het dossier volgt dat door politie in telefonisch overleg met de officier van justitie zorgvuldig is gehandeld in die zin dat van meet af aan is geopereerd vanuit de gedachte dat het ter plaatse veronderstelde eventuele woonrecht van verdachte zou worden geëerbiedigd. Uit het dossier volgt dat de vereiste machtiging, indien een bevoegde autoriteit daarom zou hebben verzocht, materieel gezien in de gegeven situatie kon worden verleend. Het hof is in het kader van de afweging van de ernst van het verzuim, zo dit verzuim zou zijn geconstateerd, van oordeel dat onder deze omstandigheden het onderhavige vormverzuim niet een zodanig ingrijpende inbreuk op het huisrecht van de verdachte oplevert dat dit tot toepassing van bewijsuitsluiting zou nopen.
Er zou derhalve kunnen worden volstaan met de vaststelling dat sprake is voornoemd vormverzuim. In geen geval is er aanleiding over te gaan tot de bepleite bewijsuitsluiting.
Het hof is van oordeel dat geen van de verweren van de verdediging kunnen slagen.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 6 primair en 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Aangeefster [slachtoffer5] heeft blijkens een Bewijs van ontvangst (blz. 524 van het hierna te noemen eindproces-verbaal onderzoek Warnant) enkele goederen van de politie in ontvangst genomen. Van een deel van die goederen was echter geen aangifte van diefstal gedaan. Met betrekking tot het ontvangen plastic doosje met euromunten kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld om welke van de verschillende plastic bakjes/zakjes/doosjes met muntgeld het hier gaat en waar dit doosje is gevonden, in de kuil of daarbuiten. Nu het hier mogelijk een bakje met geld betreft dat pas enkele dagen na de aanhouding van de verdachten, buiten de kuil is aangetroffen terwijl die kuil in een later stadium na de aanhouding onbewaakt is geweest, kan naar het oordeel van het hof niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat het een door de verdachten gestolen goed betreft, zodat verdachte van dit feit behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de overige tenlastegelegde feiten wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het hof acht de feiten 1 tot en met 5, 7 en 8 wettig en overtuigend bewezen op grond van (onder meer) de verklaringen van verdachte [verdachte], zijn medeverdachte [medeverdachte] en de diverse aangevers, alsmede op grond van de waarnemingen en bevindingen van verbalisanten, zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte eindproces-verbaal van Politie Noord Nederland, proces-verbaalnummer [nummer], Onderzoek Warnant, d.d. 10 maart 2014, met bijlagen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] samen met [betrokkene] vanuit Brussel naar Nederland zijn gegaan. Zij hebben enige tijd verbleven in de woning van [betrokkene] in [plaats2] en zijn toen vertrokken naar de kuil in het bosperceel in de buurt van [plaats2]. Verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] hebben meerdere inbraken gepleegd in [plaats1] en [plaats2]. De gestolen spullen werden opgeslagen in en rondom de kuil.
Zowel verdachte als zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben bij de politie verklaard betrokken te zijn geweest bij een aantal inbraken, gepleegd in de nabije omgeving van de kuil waar zij verbleven en dat zij de buit meenamen naar hun verblijfplaats in het bos. Verdachten zijn echter vaag over het aantal inbraken dat zij hebben gepleegd.
Verdachte [verdachte] heeft (onder meer) verklaard (blz. 169 e.v.) dat hij in vijf à zes huizen heeft ingebroken en daar laptops, Sony Playstations, telefoons en iPads heeft gestolen. Op één woning na, waar het raam openstond, heeft hij bij de andere woningen ingebroken met een stuk ijzer. Hij heeft wel een raam ingeslagen, maar ook wel het kozijn opengebroken. Verdachte [verdachte] verklaart verder dat hij heeft ingebroken vanaf de dag dat hij in [plaats2] is, zo’n tien dagen. Hij heeft ingebroken en [medeverdachte] heeft ook ingebroken, ze hebben het steeds samen gedaan. Verdachte [verdachte] heeft bij de politie ook verklaard (blz. 180) dat hij en [medeverdachte] hebben ingebroken in een woning waar een vrouw in bed bleek te liggen (feit 1) en dat ze in diezelfde nacht in nog twee andere woningen hebben ingebroken (het hof begrijpt: in die nacht van 25 op 26 december 2013 te [plaats1], feiten 2 en 3).
Ook medeverdachte [medeverdachte] (blz. 125) heeft verklaard dat hij steeds samen met [verdachte] op pad is geweest om te stelen en dat de gestolen goederen in de kuil werden opgeslagen.
Het hof bezigt voorts tot het bewijs de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 7 januari
2014, opgemaakt door [verbalisant], brigadier van Politie Noord Nederland (pagina’s 54 t/m
63). In deze kennisgeving is een onderscheid gemaakt tussen de goederen die op 27 december 2013 in het hol zijn aangetroffen, en de goederen die op 29 december 2013, in de nabijheid van en dus niet in het hol, zijn aangetroffen.
Het hof constateert dat uit genoemde kennisgeving, in combinatie met de bewijzen van ontvangst die achter de betreffende aangiftes zijn gevoegd, blijkt dat onder de goederen die
inhet hol zijn aangetroffen, zich goederen bevinden die zijn ontvreemd bij de inbraken zoals ten laste gelegd onder de feiten 1, 3, 4, 5, 7 en 8.
Het gaat onder meer om de volgende goederen:
• een Samsung tablet note en een HTC in zwart hoesje, genoemd in de aangifte bij feit 1 (pagina 60);
• een laptop Toshiba, genoemd in de aangifte bij feit 2 (pagina 60);
• een set van 3 eremedailles ISAF, genoemd in de aangifte bij feit 4 (pagina 57);
• een zakje met siersteentjes, genoemd in de aangifte bij feit 4 (pagina 58);
• een zakmes, genoemd in de aangifte hij feit 4 (pagina 61);
• een externe harde schijf met kabel, genoemd in de aangifte bij feit 5 (pagina 57);
• een roze etui met roze Nintendo spelcomputer, genoemd in de aangifte bij feit 6 (pagina
56);
• een HP babyfoon, genoemd in de aangifte bij feit 7 (pagina 55);
• drie sporttassen, genoemd in de aangifte bij feit 7 (pagina 57);
• zonnebrillen Rayban en Voque, genoemd in de aangifte bij feit 8 (pagina 60);
• een bloeddrukmeter, genoemd in de aangifte bij feit 8 (pagina 60);
• een computer Asus, genoemd in de aangifte hij feit 8 (pagina 60);
• een computer iMac, genoemd in de aangifte bij feit 8 (pagina 60).
Hoewel beide verdachten hebben verklaard dat ook enkele andere personen van het bestaan van de kuil afwisten en daar ook wel kwamen als de verdachten daar zelf niet aanwezig waren, hebben zij niet concreet aangegeven wie die personen zijn geweest, of die personen ook (gestolen) goederen mee naar de kuil brachten en zo ja, welke goederen dat dan waren. Ook overigens hebben verdachten geen andere, plausibele, verklaring gegeven op grond waarvan aannemelijk kan worden geacht dat niet alle in de kuil aangetroffen gestolen goederen door verdachten zelf bij inbraken zijn buitgemaakt. Het dossier bevat voor een dergelijk scenario evenmin aanknopingspunten.
Daarmee is naar het oordeel van het hof de betrokkenheid van verdachten als plegers van de inbraken onder 1 tot en met 5, 7 en 8 voldoende vast komen te staan. Gelet op de hiervoor aangehaalde verklaring van verdachte [verdachte] is het hof van oordeel dat bij het plegen van die inbraken sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de beide verdachten.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 7 primair en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
hij op 25 december 2013 te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de woning [adres], heeft weggenomen een computer/tablet en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
2. primair:
hij op 25 of 26 december 2013 te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de woning [adres] heeft weggenomen sieraden, goud en 2 laptops, toebehorende aan [slachtoffer2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3. primair:
hij op 25 of 26 december 2013 te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning [adres] heeft weggenomen sieraden, een gouden herinneringsmunt, een iPad, een iPad smart cover, een telefoonlader en geld, toebehorende aan [slachtoffer3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
4 primair:
hij in de periode van 26 december 2013 tot en met 28 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de woning [adres] heeft weggenomen een geldkistje, geld, medailles, speldjes, een laptop, een laptoptas, een sieraad en een blik erwtensoep, toebehorende aan [benadeelde1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
5. primair:
hij in de periode van 24 december 2013 tot en met 30 december 2013, te [plaats1], gemeente [gemeente1], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de woning [adres] heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [slachtoffer4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
7 primair:
hij in de periode van 22 december 2013 tot en met 25 december 2013, te [plaats2], gemeente [gemeente2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de woning [adres] heeft weggenomen kleding, schoeisel, sporttassen, een rugzak, een spelcomputer + spellen, cosmetica, een computer, een horloge, wierook, film/foto apparatuur, telefoons, een babyfoon en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer6], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
8. primair:
hij op 26 december 2013, te [plaats2], gemeente [gemeente2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de woning [adres] heeft weggenomen een computer, een kastje voor internetverbinding, een PlayStation, een koptelefoon, een bloeddrukmeter, een fotocamera, een iPad, een laptop, munten, sieraden, zonnebrillen, geld, een sporttas, kleding en etenswaren, toebehorende aan [slachtoffer7], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
het onder 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 7 primair en 8 primair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich, in de relatief korte tijd dat zij in Nederland verbleven schuldig gemaakt aan een zevental woninginbraken.
Bij één van de woningen bleken tijdens de inbraak de bewoners thuis te zijn. De dochter des huizes werd die nacht wakker en zag vanuit haar bed iemand met een zaklantaarn in haar slaapkamer. Daarmee hebben verdachten een voor de bewoners zeer angstige situatie gecreëerd. Verdachte en zijn medeverdachte hebben bij het plegen van de feiten uitsluitend uit winstbejag gehandeld en op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die hun handelingen voor de slachtoffers van de inbraken zouden hebben. Nog afgezien van de materiële schade hebben feiten als deze in het algemeen een grote impact op de betrokken bewoners, in de zin dat zij zich lange tijd niet meer veilig voelen in hun eigen huis. Uit hetgeen verdachte heeft verklaard omtrent door hem erkende inbraken kan het hof berouw noch inzicht in het strafwaardige van zijn handelen herleiden.
Uit de grote hoeveelheid gestolen goederen die in de kuil lag waar verdachten enige tijd hebben verbleven en uit hetgeen zij en een getuige hebben verklaard, kan worden opgemaakt dat verdachte en zijn medeverdachte met geen ander doel in Nederland verbleven dan om in korte tijd zoveel mogelijk geld en goederen buit te maken.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden zoals beschreven in het reclasseringsrapport van 19 maart 2013, alsmede met het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 25 augustus 2014, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Alles overwegende en gelet op de daarvoor geldende oriëntatiepunten is het hof van oordeel dat een forse gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is en niet kan worden volstaan met de door de rechtbank opgelegde en thans door de advocaat-generaal geëiste straf.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 280,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De benadeelde partij heeft deze vordering met betrekking tot het ad informandum tenlastegelegde feit onder 10 ingediend.
De verdachte heeft de ad informandum gevoegde feiten niet erkend, zodat het hof geen beslissing kan nemen op de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 6 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 7 primair en 8 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5 primair, 7 primair en 8 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde1] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 280,00 (tweehonderdtachtig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde1], een bedrag te betalen van
€ 280,00 (tweehonderdtachtig euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 15 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Zijnde de griffier buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pagina 24 (proces-verbaal PL031W-2013095327-10)