In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in Turkije, heeft de Belastingdienst op onrechtmatige wijze bewogen om meer dan 1,8 miljoen euro aan kinderopvangtoeslag uit te keren, waarvan een aanzienlijk deel ten onrechte. Hij heeft valse aanvragen, contracten en jaaroverzichten opgemaakt en heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de uitgekeerde toeslagen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf gematigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en een taakstraf van 240 uren.
Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft gedurende 2,5 jaar gefraudeerd met de kinderopvangtoeslag en heeft daarbij misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen. Het hof heeft echter ook positieve elementen in de persoon van de verdachte meegewogen, zoals zijn inzicht in de onjuistheid van zijn handelen, zijn goede baan en zijn voornemen om zijn schuld terug te betalen. Bovendien heeft het hof gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in de eerste aanleg.
De beslissing van het hof houdt in dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de strafoplegging gematigd, waarbij het vonnis van de rechtbank voor het overige is bevestigd.