ECLI:NL:GHARL:2014:7912

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
21-001236-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met matiging straf in zaak van toeslagfraude

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in Turkije, heeft de Belastingdienst op onrechtmatige wijze bewogen om meer dan 1,8 miljoen euro aan kinderopvangtoeslag uit te keren, waarvan een aanzienlijk deel ten onrechte. Hij heeft valse aanvragen, contracten en jaaroverzichten opgemaakt en heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de uitgekeerde toeslagen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf gematigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en een taakstraf van 240 uren.

Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft gedurende 2,5 jaar gefraudeerd met de kinderopvangtoeslag en heeft daarbij misbruik gemaakt van het vertrouwen van anderen. Het hof heeft echter ook positieve elementen in de persoon van de verdachte meegewogen, zoals zijn inzicht in de onjuistheid van zijn handelen, zijn goede baan en zijn voornemen om zijn schuld terug te betalen. Bovendien heeft het hof gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in de eerste aanleg.

De beslissing van het hof houdt in dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de strafoplegging gematigd, waarbij het vonnis van de rechtbank voor het overige is bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001236-14
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 24 februari 2014 met parketnummer 07-996506-10 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr J. Vlug, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft in eerste aanleg geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk.
De meervoudige strafkamer in de rechtbank te Midden-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft oplegging van eenzelfde straf gevorderd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode van 2,5 jaar de Belastingdienst op onrechtmatige wijze bewogen ruim 1,8 miljoen kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) uit te keren, waarvan een deel ten onrechte. Verdachte heeft hiertoe 103 valse aanvragen KOT opgemaakt en ingediend bij de Belastingdienst. Daarnaast heeft hij valse contracten tussen het gastouderbureau [gastouderbureau] en gastouders en valse jaaroverzichten gastouderopvang opgemaakt. Tenslotte heeft verdachte een gewoonte gemaakt van het witwassen van de uitgekeerde toeslagen. Het hof rekent het verdachte in hoge mate aan dat hij door middel van zijn gastouderbureau, dat niet geregistreerd was en niet voldeed aan de wettelijke voorschriften, als intermediair naar buiten trad als een persoon met kennis van zaken om vervolgens misbruik te maken van het vertrouwen van de bij hem ingeschreven vraag- en gastouders. Uit het dossier blijkt dat verdachte met enige regelmaat actief bij vraagouders aanstuurde op het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht, zonder hen daarbij op de hoogte te stellen van de daaraan verbonden voorwaarden en de mogelijke financiële risico’s die het doen van onjuiste aanvragen zouden kunnen hebben.
Door deze fraude zijn bedragen door de Belastingdienst uitgekeerd aan derden en aan verdachte. Dit gemeenschapsgeld kwam hen niet toe. Verdachte heeft zich dit geld evenwel toegeëigend. De Staat en daarmee de samenleving als geheel is door het frauduleuze handelen van verdachte benadeeld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van dit systeem van de Belastingdienst dat is ingesteld om grote aantallen toeslagaanvragen zo snel mogelijk te kunnen verwerken. De Belastingdienst gaat daarbij in het algemeen uit van de juistheid van de ingediende verzoeken om zo de aanvragers niet lang in onzekerheid te laten verkeren. Verdachte heeft het vertrouwen dat de basis vormt van ook dit door de Belastingdienst gehanteerde systeem ondergraven en daarbij uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Dat valt hem te verwijten.
Gelet op de rechterlijke oriëntatiepunten dient als uitgangspunt in soortgelijke gevallen een straf zoals opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de advocaat-generaal. Daar staat in de onderhavige zaak tegenover dat verdachte gedurende de gehele procedure, en dus ook tegenover het hof, voor een belangrijk deel opening van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft de onjuistheid van zijn handelen ingezien en zijn verantwoordelijkheid daarvoor geaccepteerd. Daarnaast heeft verdachte een goede baan, met uitzicht op promotie, en is verdachte voornemens om zijn schuld terug te betalen.
Tenslotte heeft het hof ten voordele van verdachte in aanmerking genomen het Uittreksel Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en ook nadien niet meer met justitie in aanraking gekomen.
Op grond van bovengenoemde omstandigheden ziet het hof aanleiding om het hiervoor genoemde uitgangspunt te matigen. Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. Alles afwegende, acht het hof oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (
twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr F.G. Bauduin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr E.C.M. Steeghs, griffier,
en op 17 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.