ECLI:NL:GHARL:2014:7798

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
21-002516-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak moord, veroordeling voor doodslag en poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf van 15 jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor moord, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van moord en hem in plaats daarvan veroordeeld voor doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte betrokken was. Het eerste incident vond plaats op 30 juli 2013 in Nieuwegein, waar de verdachte [slachtoffer 1] met een geprepareerd mes heeft gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Het tweede incident vond plaats op 25 augustus 2012 in Zwaag, waar de verdachte [slachtoffer 2] heeft gestoken, maar niet met de intentie om te doden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een vlaag van woede handelde en niet met voorbedachte rade, wat leidde tot de vrijspraak voor moord. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor doodslag en poging tot zware mishandeling. Het hof heeft ook rekening gehouden met de impact van de misdrijven op de nabestaanden en de ernst van de feiten, wat heeft geleid tot de beslissing om een langdurige gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002516-14
Uitspraak d.d.: 13 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-702039-13 en 16-653604-13, tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in Den Haag PPC te 's-Gravenhage.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-702039-13:
primair:
hij op of omstreeks 30 juli 2013 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] met een (geprepareerd) mes althans een scherp voorwerp, (met kracht) in de borst (ter hoogte van het hart) en/of in het hart, althans in het lichaam, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Zaak met parketnummer 16-653604-13 (gevoegd):
primair:
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Zwaag, gemeente Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] (meerdere malen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rug heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Zwaag, gemeente Hoorn,, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 2] opzettelijk (meerdere malen) met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp in de rug te steken;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Zwaag, gemeente Hoorn,, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] (meerdere malen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rug heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ten aanzien van parketnummer 16-653604-13

Poging doodslag
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] met een mes heeft gestoken. Het mes waarmee verdachte [slachtoffer 2] in zijn rug heeft gestoken betreft een mes dat gedetineerden gebruiken om brood mee te smeren. Verdachte heeft verklaard dat hij het mes scherper had gemaakt. Niet is bekend of het mes zodanig was geprepareerd dat de aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer als gevolg van het steken met dit mes zou komen te overlijden. Nu voorts niets bekend is over de kracht waarmee door verdachte is gestoken, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Zware mishandeling
Naar het oordeel van het hof is het bij [slachtoffer 2] ontstane letsel niet van dien aard dat gesproken kan worden van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 Sr. Ook van het subsidiair tenlastegelegde dient verdachte derhalve te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van parketnummer 16-702039-13

Voorbedachte raad
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 1] heeft gedood door hem met een geprepareerd mes te steken. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] wilde terugpakken omdat hij door [slachtoffer 1] in elkaar was geslagen en dat hij dat de volgende ochtend wilde doen. Verdachte zag echter diezelfde dag, op het moment dat hij recreatie had en in de keuken aanwezig was, [slachtoffer 1] langskomen. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment in een vlaag van woede naar het slachtoffer is gerend en hem met een mes heeft gestoken.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord. Het voornemen om [slachtoffer 1] te doden ontstond onmiddellijk nadat verdachte door [slachtoffer 1] was mishandeld. Verdachte heeft ruimschoots de gelegenheid had om na te denken over zijn plan. De uitvoering stond voor de volgende ochtend gepland, maar de gelegenheid om het plan uit te voeren deed zich eerder voor. Naar de mening van de advocaat-generaal heeft verdachte dan ook gehandeld met voorbedachte raad.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Verdachte heeft het slachtoffer in een vlaag van woede gedood. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van moord.
Het hof sluit niet uit dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarbij hij in blinde woede naar het slachtoffer is gerend en hem heeft neergestoken. Anders dan de advocaat-generaal beschouwt het hof dit niet als een gevolg van een eerder gemaakt plan om het slachtoffer te doden, wat er ook zij van het plan van verdachte om het slachtoffer de volgende ochtend terug te pakken. Dat verdachte een geprepareerd mes bij zich had doet daar niet aan af. Zijn verklaring hierover acht het hof niet ongeloofwaardig, verdachte kon immers niet weten dat hij het slachtoffer diezelfde dag nog zou zien. Het hof acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld zodat verdachte moet worden vrijgesproken van moord. Het hof acht, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 en in de zaak met parketnummer 16-653604-13 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-702039-13:
hij op
of omstreeks30 juli 2013 te Nieuwegein,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk
en al dan niet met voorbedachte rade[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal,die [slachtoffer 1] met een (geprepareerd) mes
althans een scherp voorwerp, (met kracht
)in de borst
(ter hoogte van het hart
) en/of in het hart, althans in het lichaam,gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Zaak met parketnummer 16-653604-13 (gevoegd):
meer subsidiair:
hij op
of omstreeks25 augustus 2012 te Zwaag, gemeente Hoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2]
(meerdere malen)met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerpin de rug heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezen verklaarde levert op:
doodslag.
het in de zaak met parketnummer 16-653604-13 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte terzake van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld terzake van moord en dat aan hem een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaar wordt opgelegd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft op 25 augustus 2012 in het huis van bewaring te Zwaag gepoogd zijn medegedetineerde [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem in zijn rug te steken met een mes. Op 30 juli 2013 heeft verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan het steken van een medegedetineerde. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] gestoken met een geprepareerd mes, waardoor deze is komen te overlijden.
Verdachte heeft zeer groot leed toegebracht aan de nabestaanden. De ter zitting afgelegde slachtofferverklaringen van de zus en broer van het slachtoffer hebben nogmaals duidelijk gemaakt hoe zeer het slachtoffer gemist wordt en hoe het leven van degenen die van hem hielden onherstelbaar is veranderd. Een feit als het onderhavige schokt bovendien de rechtsorde ernstig en brengt gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Bij ernstige feiten als de onderhavige, die voor de direct betrokkenen en de samenleving zeer schokkend zijn, past naar het oordeel van het hof alleen een langdurige gevangenisstraf. Bij de hoogte van de op te leggen straf is ook gelet op de straffen die in andere, enigszins vergelijkbare zaken zijn opgelegd, waarbij het hof voor het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezenverklaarde als uitgangspunt neemt dat voor doodslag in Nederland gemiddeld een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar wordt opgelegd. In de onderhavige zaak ziet het hof echter reden om een hogere straf op te leggen. Het hof weegt bij de strafoplegging mee dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt poging tot zware mishandeling, waarbij hij (eveneens) met een mes een medegedetineerde heeft gestoken en dat hij ten tijde van dat steekincident in voorarrest zat voor een steekpartij in Amsterdam. Verdachte is hiervoor op 30 augustus 2012 veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf. Vervolgens heeft verdachte wederom een medegedetineerde gestoken, op 30 juli 2013, met dodelijke afloop.
Alles afwegend is het hof dan ook van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 35.045,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 658,68. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 35.045,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.238,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 35.045,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 658,68. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 35.045,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.238,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 35.045,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.238,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 35.045,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.238,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.752,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 852,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-653604-13 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-653604-13 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 en in de zaak met parketnummer 16-653604-13 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 en in de zaak met parketnummer 16-653604-13 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 658,68 (zeshonderdachtenvijftig euro en achtenzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van
€ 658,68 (zeshonderdachtenvijftig euro en achtenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.238,95 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd[benadeelde 2], een bedrag te betalen van
€ 1.238,95 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 658,68 (zeshonderdachtenvijftig euro en achtenzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van
€ 658,68 (zeshonderdachtenvijftig euro en achtenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
13 (dertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.238,95 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van
€ 1.238,95 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.238,95 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5], een bedrag te betalen van
€ 1.238,95 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-702039-13 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.238,95 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6], een bedrag te betalen van
€ 1.238,95 (duizend tweehonderdachtendertig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-653604-13 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.752,00 (duizend zevenhonderdtweeënvijftig euro) bestaande uit € 152,00 (honderdtweeënvijftig euro) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7], een bedrag te betalen van
€ 1.752,00 (duizend zevenhonderdtweeënvijftig euro) bestaande uit € 152,00 (honderdtweeënvijftig euro) materiële schade en € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr M. Keppels en mr. H.H.M. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.I.D. Leene, griffier,
en op 13 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.