Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante sub 1], hierna ook: [appellante sub 1],
[appellant sub 2], hierna ook: [appellant sub 2],
[appellante sub 3], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
[minderjarige], hierna ook: [minderjarige],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
huidigestand van zaken beoordelen in hoeverre de te maken belangenafweging leidt tot toe- dan wel afwijzing van de vorderingen - zie HR 22 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999: ZC2828. Dat [geïntimeerde] inmiddels is verhuisd en dat thans de bijzondere voorwaarden van het strafvonnis gelden, kan wat betreft het gebiedsverbod tot een andere uitkomst van de belangenafweging leiden dan in eerste aanleg. Thans gaat het er bij dat verbod immers niet meer om of van [geïntimeerde] mag worden verlangd dat hij verhuist.
5.Slotsom
6.De beslissing
Bij afwezigheid van de voorzitter is dit arrest ondertekend door de rolraadsheer.