ECLI:NL:GHARL:2014:7701

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
WAHV 200.133.029
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van sanctie wegens onjuiste snelheidsmeting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2013. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen. De betrokkene had een snelheid van 139 km/h gereden, terwijl de maximumsnelheid 100 km/h was. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte geen reden heeft gezien om de inleidende beschikking te vernietigen of de sanctie te wijzigen. Het hof heeft vastgesteld dat er een te hoge sanctie was opgelegd, omdat de verplichte correctie op de gemeten snelheid niet was toegepast. Hierdoor is de overschrijding van de maximumsnelheid vastgesteld op 29 km/h in plaats van 34 km/h.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de inleidende beschikking gewijzigd. De sanctie is verlaagd van € 257,- naar € 201,-. Daarnaast heeft het hof de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 608,75 bedragen. Het hof heeft geoordeeld dat de kosten van de rechtsbijstand in de fase van het administratief beroep niet redelijkerwijs zijn gemaakt, omdat de gemachtigde pas na uitnodiging voor de zitting bij de kantonrechter specifieke gronden heeft aangevoerd. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken, waarbij mr. Dijkstra als rechter en mr. Arntz als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

WAHV 200.133.029
7 oktober 2014
CJIB 155604192
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 2 juli 2013
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [naam],
kantoorhoudende te [plaats].
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal heeft een reactie gegeven op de nadere toelichting op het beroep.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 257,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid op autosnelwegen, met 34 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 19 augustus 2011 om 20.45 uur op de Rijksweg A10 te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd, dat de kantonrechter ten onrechte geen reden heeft gezien om de inleidende beschikking te vernietigen of de sanctie te wijzigen, hoewel de beschikking als gemeten snelheid vermeldt 139 km/h in plaats van de 140 km/h in de aankondiging van de beschikking en hoewel op de snelheid, vastgesteld volgens de ijktabel, geen correctie is toegepast. Voorts voert hij in de nadere toelichting aan, dat ten onrechte is uitgegaan van de feitcode behorende bij overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (VL) in plaats van de feitcode bij overschrijding van de maximumsnelheid van door een bord A1 aangegeven maximumsnelheid (VM). Voorts voert hij aan, dat uit het zaakoverzicht blijkt, dat de ijking van de boordsnelheidsmeter van het voertuig op de dag van de gedraging reeds verstreken was.
3. Het op ambtseed opgemaakte zaakoverzicht houdt met betrekking tot de gedragingsgegevens het volgende in: "De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van de geijkte boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, door bestuurder met een gelijkblijvende of vrijwel gelijkblijvende tussenafstand te volgen.
Afgelezen snelheid boordsnelheidsmeter: 140 km per uur.
Snelheid volgens ijktabel: 134 km per uur.
Toegestane snelheid: 100 km per uur.
Overschrijding met: 34 km per uur.
Meetafstand: 4.200 m.
Tussenafstand: 150 m.
IJktabel boordsnelheidsmeter geldig tot: 13-07- 2011.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het College van Procureurs-Generaal, uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid, volgens de ijktabel van het dienstvoertuig."
4. In afwijking van het zaakoverzicht geeft de inleidende beschikking als gemeten snelheid 139 km/h aan, als gecorrigeerde snelheid 134 km/h en als mate van de overschrijding: 34 km/h. Nu de kern van het verwijt, zoals in het zaakoverzicht opgenomen, gelijk is gebleven, hoeven aan de bij vergissing in de beschikking opgenomen 139 km/h geen consequenties worden verbonden.
5. Uit het zaakoverzicht blijkt echter tevens, dat is verzuimd op de snelheid volgens de ijktabel de in voornoemde Aanwijzing voorgeschreven verplichte correctie van 3% toe te passen. Dat wil zeggen dat bij de inleidende beschikking een te hoge sanctie is toegepast. Op grond van paragraaf 3.1.1. van de Aanwijzing dient bij een gemeten snelheid tussen de 131 en 165 km per uur volgens de daar weergegeven correctietabel een correctie te worden toegepast van 5 km. Dat wil zeggen, dat de snelheid waarvoor een sanctie kan worden opgelegd bestaat uit een overschrijding van de maximumsnelheid met 29 km/h.
6. De gemachtigde heeft terecht opgemerkt dat de feitcode dient te worden toegepast die behoort bij het overschrijden van de maximumsnelheid, aangegeven door het bord A1. Nu de sanctie in beide gevallen gelijk is, kan in zoverre worden volstaan met het wijzigen van de categorie feitcode VL in VM.
7. Dat in het zaakoverzicht als datum van het verstrijken van de geldigheid is opgenomen 13 juli 2011 is, met name ook voor de gemachtigde die de beschikking had over de ijktabel, waarop deze datum als ijkdatum is opgenomen, een kenbare vergissing.
8. Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat de betrokkene de gedraging heeft verricht, met dien verstande dat de betrokkene de maximumsnelheid op autosnelwegen (bord A1) heeft overschreden met 29 km per uur. Dit brengt mee, dat de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij is uitgegaan van een overschrijding met 34 km/h, niet in stand kan blijven. Het hof zal doen, hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie deels gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie vernietigen voor zover deze is gebaseerd op een snelheidsoverschrijding van 34 km/h en een sanctiebedrag van € 257,- . Het hof zal de inleidende beschikking wijzigen in die zin dat op grond van code VM029 de overschrijding van de maximumsnelheid wordt gesteld op 29 km/h en het sanctiebedrag op € 201,-.
9. Het hof zal de advocaat-generaal veroordelen in de proceskosten. Het hof stelt vast, dat de gemachtigde proceshandelingen heeft verricht zowel in de fase van het administratief beroep als in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Het hof stelt echter tevens vast, dat pas in de brief waarin de gemachtigde naar aanleiding van de uitnodiging voor de zitting bij de kantonrechter aankondigt specifiek op de onderhavige zaak betrekking hebbende gronden zijn aangevoerd. Gelet hierop zal het hof de kosten van de door de gemachtigde in de fase van het administratief beroep beroepsmatig verleende rechtsbijstand als niet redelijkerwijs gemaakt beschouwen.
10. Het hof zal bepalen dat de betrokkene een proceskostenvergoeding toekomt voor de door de gemachtigde in de fase van het beroep bij de kantonrechter verleende beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande, dat voor het indienen van het beroepschrift en de naderhand aangevoerde gronden gezamenlijk 1 punt zal worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 487,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 toe, hetgeen resulteert in een bedrag van € 243,50.
Nu de betrokkene deels in het gelijk wordt gesteld komt het verzoek om toekenning van een vergoeding van proceskosten, gemaakt in hoger beroep, voor inwilliging in aanmerking. De gemachtigde heeft een hoger beroepschrift ingediend en een nadere toelichting. Een en ander levert op 1,5 punt à € 487,- met als wegingsfactor 0,5. Dit resulteert in een bedrag van
€ 365,25. Totaal komt de betrokkene derhalve aan vergoeding toe een bedrag van € 608,75.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie deels gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, voor zover betreft de hoogte van de snelheidsoverschrijding, de sanctie en de gebezigde feitcode;
wijzigt de inleidende beschikking in die zin, dat de snelheidsoverschrijding 29 km/h bedraagt, dat de sanctie wordt vastgesteld op € 201,- en de feitcode op VM029;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV te veel aan zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € 56,- aan haar wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 608,75.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.