In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep tegen een faillissementsverklaring die door de rechtbank Noord-Nederland op 27 augustus 2014 was uitgesproken. De appellanten, bestaande uit drie vennootschappen, hebben verzocht om het vonnis te vernietigen en het faillissementsverzoek af te wijzen. De rechtbank had hen in staat van faillissement verklaard op verzoek van Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek c.s., die vorderingen op de appellanten hadden. De appellanten betwisten de vorderingen en stellen dat zij een doorstartplan hebben ontwikkeld dat hen in staat zou stellen om hun schulden af te betalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2014 hebben de appellanten hun standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerden dat er geen sprake is van een toestand van te hebben opgehouden te betalen. De curator heeft echter betoogd dat de appellanten niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun beroep, omdat het faillissement op verzoek van meerdere schuldeisers is uitgesproken en er geen uitzicht is op bevrediging van de schuldeisers. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten in een problematische schuldsituatie verkeren en dat het doorstartplan niet voldoende onderbouwd is.
Het hof heeft geoordeeld dat het bestaan van een doorstartplan geen wijziging brengt in het wettelijk toetsingskader voor faillissement. De appellanten zijn niet in staat gebleken om aan te tonen dat zij hun schulden kunnen voldoen, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tevens zijn de appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun subsidiaire verzoek om het faillissement om te zetten in een (voorlopige) surseance van betaling, aangezien alleen de rechtbank bevoegd is om hierover te beslissen. De uitspraak van het hof is gedaan op 2 oktober 2014.