ECLI:NL:GHARL:2014:7624

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
21-001138-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf na vrijspraak voor moord

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld voor moord, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van de moord, maar is hij wel veroordeeld voor doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 april 2007 in Tilburg, waar de verdachte zijn echtgenote met een mes heeft verwond, wat leidde tot haar overlijden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, doodslag, wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De rechtbank had eerder een andere bewijsbeslissing genomen, maar het hof heeft deze vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften, en het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001138-14
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 8 april 2008 met parketnummer 02-800397-07 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr A.W.A.P. Doesburg en mr E.M.J. Thomas, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 06 april 2007 te Tilburg opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes negen maal in de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 06 april 2007 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes negen maal in de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde[slachtoffer] is overleden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat onvoldoende bewijs aanwezig is om te kunnen beoordelen of verdachte met voorbedachten rade gehandeld heeft.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op
of omstreeks06 april 2007 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes negen maal in de rug
, althans in het lichaamvan die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen van het hof, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Namens de verdachte is door de raadslieden ten aanzien van verschillende onderdelen van het bewijs naar voren gebracht dat op basis daarvan telkens niet kan worden uitgesloten dat iemand anders dan verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht. Dat die mogelijkheid, wanneer ieder bewijsonderdeel geïsoleerd wordt beschouwd, telkens bestaat, laat echter onverlet dat de bewijsonderdelen in hun onderlinge samenhang beschouwd het dermate onwaarschijnlijk maken dat een ander dan verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht dat naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel staat dat verdachte het feit gepleegd heeft. Daarbij heeft het hof betrokken dat het dossier geen aanwijzingen biedt voor enig alternatief scenario. Dat het dossier onderdelen bevat die vragen op kunnen roepen, zoals de verdediging bij het schetsen van een mogelijk alternatief scenario naar voren heeft gebracht, maakt dat niet anders. Bij afwezigheid van enige objectief aantoonbare relatie tussen die onderdelen en het gepleegde feit, ziet het hof namelijk niet in hoe de vraagtekens die bij die onderdelen geplaatst zijn op zichzelf grond kunnen bieden voor een aannemelijk alternatief scenario.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Doodslag

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte op 6 april 2007 opzettelijk zijn echtgenote van het leven heeft beroofd. Hiermee heeft verdachte niet alleen het leven ontnomen van zijn echtgenote, maar ook de kinderen en verdere familieleden van het slachtoffer een immens en onherstelbaar leed aangedaan.
Op een misdaad als deze kan niet anders worden gereageerd dan met een langdurige gevangenisstraf. Het hof zal enerzijds rekening houden met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd in de periode hier in geding, maar anderzijds ook met de gruwelijke wijze waarop verdachte zijn echtgenote gedood heeft. Alles afwegende acht het hof dan ook een gevangenisstraf van 10 jaren passend en geboden.
Gelet op de beslissingen van het hof in deze zaak acht het hof de door de verdediging verzochte opheffing van de voorlopige hechtenis thans niet aan de orde. Dat verzoek wordt derhalve afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr M. Keppels en mr A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,
en op 6 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.