De eerste post die daarop voorkomt is de post verkoop Euro Effect Certificaat met een waarde van € 5.677,14. In de akte vermindering eis in oppositie van 20 december 2011 stelt Dexia dat hiertegenover een schuld stond van € 7.892,17. Dit bedrag komt in haar specificatie in het geheel niet voor. Wel staat dit bedrag in de overgelegde overeenkomst (productie 2 bij de inleidende dagvaarding). Het hof kan Dexia volgen dat zij recht heeft op het verschil tussen de verkoopopbrengst van de effecten en de daartegen overstaande schuld, zij het dat daarop ingevolge de Duisenbergregeling een korting van 2/3 dient te worden toegepast. Derhalve resteert aan schuld € 738,34 waarop Dexia aanspraak kan maken.
Dexia vordert daarnaast de contante waarde van 220 maandtermijnen van elk € 90,76, contant gemaakt tegen 5%, hetgeen naar het hof moet afleiden uit artikel 12 van de overgelegde bijzonder voorwaarden effecten lease, is gebaseerd op artikel 7A:1576 e tweede lid (oud) BW, dat is vervallen met ingang van 19 mei 2011.
Dexia heeft de overeenkomst gelet op hetgeen blijkt uit deze specificatie en de inleidende dagvaarding in laten gaan op 25 augustus 2003.
Tot augustus 2003 waren 7 termijnbedragen niet betaald. Dat komt neer op € 635,32.
Artikel 7A:1576c BW bepaalt evenwel dat de vervroegde opeisbaarheid, als straf wegens nalatigheid van de koper in het betalen van termijnen, alleen bedongen kan worden voor het geval de achterstand ten aanzien van meer termijnen gezamenlijk tenminste een twintigste deel van de gehele koopprijs omvat.
Daarbij wordt onder de gehele koopprijs verstaan de som van alle betalingen, waartoe de koper bij regelmatige nakoming van de overeenkomst gehouden is.
In de overeenkomst is dit bepaald op € 29.674,57. Vijf procent van dit bedrag is
€ 1.483,73. In augustus 2003 was dit bedrag aan achterstand nog niet bereikt, zodat Dexia niet gerechtigd was om alle termijnbedragen in één keer op te eisen. Ook de opeisbaarheid van de verder genoemde laatste aflossingstermijn (die niet contant is gemaakt) is in dit licht niet navolgbaar.
Daarnaast maakt Dexia aanspraak op € 113,45 beëindigingskosten, die niet zijn gespecificeerd. Het hof wijst in dit kader ook op artikel 7A:1576b BW.
Voor zover dit bedrag ziet op de incassokosten ad HFL 250,- van artikel 6 van genoemde bijzondere voorwaarden, verdraagt dit zich niet met de intrekking van de post incassokosten die ook door de kantonrechter in zijn vonnis is verwoord.