Uitspraak
van dinsdag 30 september 2014
1.[appellant],
[appellanten],
Trapezium,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
in incidentte bepalen dat de uitvoerbaarheid van het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, sector kanton d.d. 16 april 2014 wordt geschorst totdat en in kracht van gewijsde uitspraak is verkregen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het incident;
3.Aanduiding van het geschil
"veroordeelt [appellanten] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, om tegen kwijting aan Trapezium te betalen € 35.133,40 vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over de respectievelijke achterstallige huurtermijnen vanaf het moment dat deze opeisbaar zijn tot de dag der algehele voldoening voor zover dit niet is voldaan door [V.O.F.] naar aanleiding van hun veroordeling in de eerdere procedure met zaaknummer 571111 CV EXPL 13-148;veroordeelt [appellanten] voorts hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, om tegen kwijting aan Trapezium te betalen de, vanaf 1 april 2013 tot de datum waarop de huurovereenkomst eindigt middels het (in zaaknummer 571111 CV EXPL 13-148) gewezen vonnis, te vervallen huurtermijnen voor zover dit niet is voldaan door [V.O.F.] naar aanleiding van hun veroordeling in de eerdere procedure met zaaknummer 571111 CV EXPL 13-148;veroordeelt [appellanten] eveneens hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, om tegen kwijting aan Trapezium te voldoen de huurtermijnen waarop zij bij voortzetting van de huurovereenkomst aanspraak had kunnen maken tot aan de datum waarop de huurovereenkomst anders op rechtsgeldige wijze zou eindigen voor zover dit niet is voldaan door [V.O.F.] naar aanleiding van hun veroordeling in de eerdere procedure met zaaknummer 571111 CV EXPL 13-148;".
4.De motivering van de beslissing in het incident
,dienen de navolgende maatstaven te worden aangelegd (vgl. Hoge Raad 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008: BC5012):
Het petitum van de inleidende dagvaarding van Trapezium d.d. 12 april 2013 luidt als volgt:
"1. Gedaagden hoofdelijk, dat als de een betaalt de ander zal zijn gekweten, te veroordelen aan eiseres te betalen een bedrag van € 35.133,40 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over de respectievelijke achterstallige huurtermijnen vanaf de datum dat deze opeisbaar werden (steeds de eerste dag van de maand), tot aan de dag der algehele voldoening;2. Gedaagden hoofdelijk, dat als de een betaalt dat de ander zal zijn gekweten, te veroordelen aan eiseres te betalen de, vanaf 1 april 2013, tot de datum waarop de huurovereenkomst eindigt middels het (in zaaknummer 571111 CV EXPL 13-148) te wijzen vonnis, te vervallen huurtermijnen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over deze termijnen vanaf de datum dat ze opeisbaar worden (steeds de eerste dag van de maand) tot aan de dag der algehele voldoening;3. Gedaagden hoofdelijk, dat als de een betaalt dat de ander zal zijn gekweten, te veroordelen aan eiseres te betalen de schade ten gevolge van het toerekenbaar tekort schieten van de v.o.f. [V.O.F.] lijdt, ondermeer, maar niet beperkt tot, de derving van toekomstige huurtermijnen vanaf de datum van ontbinding, tot aan de datum waarop huurovereenkomst anders op rechtsgeldige wijze zou eindigen.4. Gedaagden hoofdelijk, dat als de een betaalt dat de ander zal zijn gekweten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van dit geding."Het hof constateert dat de kantonrechter in het (hiervoor onder rechtsoverweging 3.4 weergegeven) dictum van het bestreden vonnis in conventie niet ten nadele van [appellanten] is afgeweken van het door Trapezium in het petitum van haar inleidende dagvaarding gevorderde. In zoverre berust het vonnis dan ook niet op een kennelijke juridische of feitelijke misslag.
5.In de hoofdzaak
dinsdag 11 november 2014voor het nemen van memorie van antwoord door Trapezium;