In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, hebben de besloten vennootschappen Stoas Holding B.V. en UP Group B.V. (hierna: Stoas en UP) hoger beroep ingesteld tegen Van Dijk Educatie B.V. (hierna: VDE) in een kort geding dat betrekking had op de opheffing van een conservatoir beslag tot afgifte van aandelen. Het hof heeft op 30 september 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeide uit een eerder vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 17 februari 2014. De procedure in hoger beroep begon met een dagvaarding op 10 maart 2014, gevolgd door een conclusie van eis en een memorie van antwoord. De partijen hebben pleidooien gehouden op 15 september 2014, waarna het hof heeft besloten om arrest te wijzen.
De kern van het geschil betreft de vraag of VDE recht had op de levering van aandelen van Stoas, nadat VDE conservatoir beslag had gelegd op deze aandelen. Stoas en UP stelden dat er geen geldige koopovereenkomst was gesloten, omdat VDE niet tijdig had bevestigd dat het due diligence-onderzoek naar tevredenheid was afgerond en ook niet tijdig had aangegeven dat zij over financiering beschikte. VDE daarentegen betwistte dit en stelde dat de overeenkomst wel degelijk tot stand was gekomen.
Het hof oordeelde dat Stoas en UP niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat de vordering van VDE ondeugdelijk was. Het hof overwoog dat de belangenafweging in het voordeel van VDE uitviel, omdat het beslag VDE in staat stelde om te voorkomen dat de aandelen in handen van derden kwamen voordat in de bodemzaak was beslist wie recht had op de levering. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde Stoas en UP in de kosten van het hoger beroep.