ECLI:NL:GHARL:2014:7486

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
200.145.592
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing en zorg- en contactregeling voor kinderen na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder en de vader met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van hun kinderen en de zorg- en contactregeling. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, vroeg vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats moeder]. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen. Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 22 januari 2014, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader was vastgesteld en de zorgregeling was bepaald. De moeder was het niet eens met deze beslissing en heeft zes grieven ingediend in hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2014 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig. De moeder stelde dat zij om financiële redenen met haar nieuwe partner naar [woonplaats moeder] moest verhuizen, terwijl de vader betoogde dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moesten blijven. Het hof heeft de belangen van de kinderen en de ouders afgewogen en geconcludeerd dat de moeder onvoldoende onderbouwd had dat de verhuizing noodzakelijk was. Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader blijft.

Het hof heeft ook de zorgregeling beoordeeld en geoordeeld dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is. De vader heeft de zorg voor de kinderen goed kunnen combineren met zijn werk, en de kinderen hebben recht op continuïteit in hun leven. De moeder heeft niet aangetoond dat de verhuizing naar [woonplaats moeder] in het belang van de kinderen zou zijn. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en de impact van de procedure op de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.145.592
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 356822)
beschikking van de familiekamer van 30 september 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. van Meurs te Almere,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.C.P. Christoph te Bussum.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 22 januari 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 18 april 2014;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep, ingekomen op 2 juni 2014;
- een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, ingekomen op 7 juli 2014;
- een brief van mr. M.N. Cheuk A Lam (namens mr. Meurs) van 25 augustus 2014 met bijlagen, ingekomen op 26 augustus 2014.
2.2
Op 1 september 2014 is [kind 1] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 4 september 2014 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, de vader bijgestaan door mr. T.C.P. Christoph, de moeder door mr. M.N. Cheuk a Lam, advocaat te Almere en kantoorgenoot van mr. Meurs. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [A] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het geregistreerd partnerschap van partijen is op 24 januari 2013 ontbonden.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1] (verder: [kind 1]), geboren op [geboortedatum] 2002;
- [kind 2] (verder: [kind 2]), geboren op [geboortedatum] 2005 en
- [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2009,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Bij beschikking van 14 november 2012 heeft de rechtbank Utrecht bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is.
3.4
Bij beschikking van dit hof van 10 oktober 2013 is een regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder vastgesteld inhoudende dat de kinderen bij de vader verblijven in de ene week van donderdagmiddag 17.30 uur tot maandagochtend naar school, en in de andere week van donderdagmiddag uit school tot vrijdag 18.00 uur en dat de vakanties gelijkelijk over partijen worden verdeeld met dien verstande dat de verdeling in de zomervakantie inhoudt dat ieder het recht heeft om de kinderen drie weken aaneengesloten bij zich te hebben.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de (hoofd)verblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende de kinderen. De moeder heeft in eerste aanleg verzocht aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats moeder] en voorts verzocht een zorgregeling voor de weekenden en de vakanties vast te stellen. De vader heeft daartegen verweer gevoerd en bij zelfstandig verzoek verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voortaan bij de vader zal zijn en voorts op zijn beurt verzocht een (andere) zorgregeling voor de weekenden en de vakanties vast te stellen. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben, een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen vijf van de acht weekenden bij de moeder zijn van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18.00 uur, en de moeder de kinderen zal halen en brengen en waarbij de kinderen gedurende de voorjaarsvakantie bij de moeder verblijven en de overige vakanties bij helfte tussen partijen dienen te worden verdeeld, en voorts het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 januari 2014. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
De moeder verzoekt het hof primair alsnog vervangende toestemming aan haar te geven voor verhuizing met de kinderen naar [woonplaats moeder] en, voor het geval [kind 1] niet wil verhuizen, toestemming voor verhuizing met de jongste twee kinderen. Het hof begrijpt dat de moeder voorts verzoekt het zelfstandige verzoek van de vader in eerste aanleg (te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader is) in hoger beroep alsnog af te wijzen. De moeder verzoekt daarnaast een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen vijf van de acht weekenden bij de vader verblijven van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder in [woonplaats moeder] en de moeder de kinderen ophaalt bij de vader op zondag en waarbij de kinderen gedurende de voorjaarsvakantie bij de vader verblijven en de overige vakanties bij helfte tussen partijen dienen te worden verdeeld. In het geval [kind 1] bij de vader blijft wonen verzoekt de moeder een zorgregeling vast te stellen die inhoudt dat de kinderen om en om een weekend bij de ene dan wel bij de andere ouder verblijven van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, met dien verstande dat de kinderen in de voorjaars- en herfstvakantie bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder in [woonplaats moeder] en de moeder de kinderen ophaalt bij de vader in [woonplaats vader].
De moeder verzoekt subsidiair opdracht te geven aan de raad om een advies te geven over het verzoek van de moeder.
Meer subsidiair verzoekt de moeder, indien het hof de beslissing van de rechtbank over de wijziging van de hoofdverblijfplaats in stand laat, de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat het halen en brengen van de kinderen voor rekening van beide partijen komt, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag ophaalt bij de vader en de vader de kinderen op zondag ophaalt bij de moeder.
Ten slotte verzoekt de moeder het hof de beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De vader is op zijn beurt met twee grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De grieven zien op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de weekenden en de proceskostenveroordeling. De vader verzoekt in het principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel haar hoger beroep af te wijzen als zijnde ongegrond of onbewezen, dan wel voor het geval het hof bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal zijn, deze beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover daarin is bepaald dat de kinderen vijf van de acht weekenden bij de moeder zullen zijn en, opnieuw recht doende, te bepalen dat de kinderen vier van de acht weekenden bij de moeder zullen zijn van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de moeder de kinderen zal halen en brengen. Voorts verzoekt de vader in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd en opnieuw recht doende de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
4.4
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten, voor zover hier van belang:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.3
De rechter beproeft alvorens te beslissen op voormeld verzoek, een vergelijk tussen de ouders en kan, ook ambtshalve, indien geen vergelijk tot stand komt en het belang van het kind zich daartegen niet verzet, een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen dan wel bepalen dat de beschikking of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812 tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd. Het hof overweegt daaromtrent dat uit de stukken en hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, is gebleken dat de standpunten van partijen haaks op elkaar staan en dat zij niet tot een vergelijk kunnen komen.
5.4
De rechter neemt voorts een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen. Overeenkomstig vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de
verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in
hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de
verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen
geworteld zijn in hun omgeving of juiste extra gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.5
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarigen en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
5.6
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek om te verhuizen heeft afgewezen. De moeder woont inmiddels, sinds eind december 2013, in [woonplaats moeder] met haar nieuwe partner. Zij was na het verlies van haar baan per 1 oktober 2013 om financiële redenen genoodzaakt met haar nieuwe partner te gaan samenwonen. Zij had maar beperkt recht op een WW-uitkering en het bedrag aan partneralimentatie dat zij ontving was onvoldoende om alle lasten te kunnen betalen. Zij heeft geprobeerd werk te vinden in de omgeving van [woonplaats vader], maar dat is niet gelukt. Kans op andere woonruimte in of rond [woonplaats vader] op korte termijn was er niet. Haar partner, met wie zij op dat moment al twee jaar een relatie had, is gebonden aan [woonplaats moeder]: hij werkt daar, heeft er een koopwoning die niet verkocht kan worden en moet daar wonen in verband met de co-ouderschapsregeling ten aanzien van zijn kinderen uit een eerdere relatie. De moeder moet de vrijheid krijgen zich onafhankelijk van de ex-partner te vestigen. De moeder heeft altijd voor de kinderen gezorgd en kan meer tijd aan de kinderen besteden dan de vader nu doet. Wanneer [kind 1] niet mee wil verhuizen, zal de moeder haar wens respecteren. Dit zal voor meer rust zorgen, omdat zo ruzies tussen [kind 1] en [kind 2] worden voorkomen. De vader kan zijn deel van de zorg voor de kinderen voor zijn rekening nemen op basis van de weekend- en vakantieregeling.
5.7
De vader voert aan dat het belang van de kinderen zich tegen een verhuizing naar [woonplaats moeder] verzet. Zij hebben belang bij de continuïteit van het verblijf in de vertrouwde woon- en sociale omgeving en zij hebben ook aangegeven in [woonplaats vader] te willen blijven. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat er een financiële noodzaak was voor deze verhuizing en dat haar partner niet kan verhuizen. De moeder heeft andere mogelijkheden ten aanzien van werk en huisvesting onvoldoende onderzocht en zij heeft niet of nauwelijks in overleg geprobeerd tot een vergelijk tussen partijen te komen alvorens een procedure te starten. De moeder heeft zich heel snel alleen op de optie [woonplaats moeder] gericht. De moeder zal, net als de vader nu doet, opvang moeten regelen voor de kinderen, omdat zij ook werkt. Het gaat goed met de kinderen, ook op school. Een scheiding van de kinderen is niet in hun belang. De vader kan werk en zorg voor de kinderen goed combineren. De vader heeft zich tijdelijk ziek gemeld, maar is nu weer een reïntegratietraject gestart. De afstand tussen [woonplaats moeder] en [woonplaats vader] is groot. Wanneer de vader de kinderen moet halen of brengen, is daar veel tijd en geld mee gemoeid. De werkgever van de vader vergoedt de brandstofkosten voor het reizen naar [woonplaats moeder] niet.
5.8
De raad ziet geen grond voor een verhuizing naar [woonplaats moeder] en geen belang van de kinderen daarbij. Het leven van de kinderen in hun vertrouwde omgeving moet zo goed mogelijk worden gecontinueerd en dat betekent dat de kinderen bij de vader moeten kunnen blijven wonen. Dat is triest voor de moeder, maar is het gevolg van haar keuze om naar [woonplaats moeder] te verhuizen. Beide ouders zijn uitstekend in staat om voor de kinderen te zorgen. Het evenwicht in de zorgverdeling tussen de ouders is nu zoek door de verhuizing van de moeder naar [woonplaats moeder]. Alle kinderen zouden het heel fijn hebben gevonden als de moeder in de buurt was blijven wonen. Een scheiding van de drie zussen is niet in hun belang, ook niet wanneer er regelmatig ruzie is. Dat is normaal en daar moeten ze mee leren omgaan. De vader voelt zich sterk aangevallen door kritiek en hij zou meer van zijn eigen kracht uit moeten gaan. De kinderen hebben last van dit soort strijd tussen de ouders.
5.9
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling en na het horen van [kind 1] voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten, zoals door de moeder is verzocht. Het hof zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen.
5.1
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden - ook nu de verhuizing van de moeder naar [woonplaats moeder] een voldongen feit is - het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met de kinderen naar [woonplaats moeder] te verhuizen afgewezen dient te worden. Het hof verenigt zich met de motivering van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Het hof overweegt voorts dat [kind 1] bij het hof heeft verklaard dat zij niet naar [woonplaats moeder] wil verhuizen en bij haar vader in [woonplaats vader] wil blijven wonen. Ten aanzien van de gestelde financiële noodzaak tot verhuizing geldt dat de moeder weliswaar stelt dat zij na het bericht van haar werkgever dat haar arbeidsovereenkomst op 30 september 2013 zou eindigen vergeefs een nieuwe baan heeft gezocht in (de omgeving van) [plaats 1], maar dat zij daarvan slechts beperkt bewijsstukken heeft overgelegd. Voorts neemt het hof in aanmerking dat er niet meer dan enkele weken zijn gelegen tussen de mededeling van haar werkgever van 18 september 2013 ter zake de beëindiging van het dienstverband en het bezoek van de moeder aan een voor de kinderen beoogde school in [woonplaats moeder] op 4 oktober 2013 en dat zij op of vóór 11 oktober 2013 al aan de kinderen heeft meegedeeld dat zij naar Friesland ging verhuizen. Voorts is van belang dat de moeder al voordat zij het voornemen tot verhuizing aan de vader meldde, de kinderen heeft ingelicht over de op handen zijnde verhuizing. Van haar had mogen worden verwacht dat zij, in het kader van het gezamenlijk gezag over de kinderen, al in een eerder stadium een mogelijke verhuizing en de consequenties daarvan met de vader had besproken. Het scheiden van de kinderen, zoals voorgesteld door de moeder, waarbij [kind 1] overeenkomstig haar wens bij de vader in [woonplaats vader] blijft wonen en [kind 2] en [kind 3] met de moeder meeverhuizen naar [woonplaats moeder], acht het hof overeenkomstig het advies van de raad, niet in het belang van de kinderen.
5.11
Op grond van het vorenstaande komt, gelet op de grieven van de moeder, het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen aan de orde. Naar het oordeel van het hof, aansluitend bij het advies van de raad, zijn beide ouders goed in staat en bereid om voor de kinderen te zorgen. Het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen, dient naar het oordeel van het hof met inachtneming van het bovenstaande te worden toegewezen, omdat de kinderen dan in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven. De kinderen wonen sinds de toewijzing van dit verzoek in eerste aanleg ook al bij de vader, (nu nog) in de voormalige echtelijke woning en [kind 1] is inmiddels begonnen op een middelbare school in [plaats 2], terwijl de moeder al is verhuisd naar [woonplaats moeder]. De vader heeft verklaard dat, indien hij de voormalige echtelijke woning niet kan overnemen, hij in een andere woning in [woonplaats vader] zal gaan wonen. De vader heeft gemotiveerd betwist dat de verzorging van de kinderen in combinatie met zijn werk hem te zwaar valt. Daarbij geldt dat zowel de vader als de moeder parttime werken, hetgeen tot gevolg heeft dat in ieder geval voor de jongste twee kinderen buiten de schooluren een deel van de zorg bij anderen dan de ouders terecht komt, via buitenschoolse opvang en/of via de nieuwe partner van de vrouw. Het is voorts niet aannemelijk geworden dat het niet goed gaat met de kinderen, al missen zij hun moeder begrijpelijkerwijs wel.
5.12
Het verzoek van de vader tot wijziging van de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling zal het hof afwijzen. Het hof acht het belang van de kinderen en de moeder bij een ruime contactregeling thans groter dan het belang van - met name de oudste twee kinderen - om in het weekend in de buurt van hun woonplaats sociale afspraken te kunnen hebben. Wisselingen in weekenden of afspraken van (één- van) de kinderen in het weekend zullen gelet op de lange reistijden, de kosten die daarmee samenhangen en de moeizame communicatie tussen partijen, zoals ook is gebleken bij de mondelinge behandeling in hoger beroep, niet makkelijk tot stand te brengen zijn, maar het hof gaat ervan uit dat beide partijen, zoals zij ter zitting hebben verklaard, hier desondanks soepel mee zullen omgaan.
5.13
Het hof zal het verzoek van de moeder om te bepalen dat de ouders de kinderen bij de omgang beurtelings halen en brengen afwijzen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de vader gemotiveerd heeft betwist dat zijn werkgever de kosten voor het heen en weer rijden naar [woonplaats moeder] vergoedt. Daarnaast zijn de lange reistijden en daarmee gepaard gaande kosten het gevolg van de keuze van de moeder om te verhuizen en draagt de moeder verder geen, althans slechts beperkt kosten voor de kinderen, nu zij (vooralsnog) geen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de vader betaalt.
5.14
Het hof zal met inachtneming van het bovenstaande de bestreden beschikking bekrachtigen, voor zover aan zijn oordeel onderworpen. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep zoals gebruikelijk in deze zaken compenseren. In hetgeen door de vader in zijn tweede grief in het incidenteel appel is aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding daarvan af te wijken, nu daaruit niet blijkt van misbruik van recht door de moeder.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven in zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 22 januari 2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.J. Haarhuis, A.W. Beversluis en P.M.M. Mostermans, en is op 30 september 2014 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.