In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Zeewolde tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 5 december 2013 geoordeeld dat de heffingsambtenaar de hoorplicht had geschonden door belanghebbende niet te horen in het bezwaar tegen de vastgestelde waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 6 te [Z]. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld op € 322.000, maar na bezwaar was deze waarde verlaagd naar € 308.000. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar opnieuw op het bezwaar moest beslissen en veroordeelde hem tot betaling van proceskosten en griffierecht aan belanghebbende.
In hoger beroep betwist de heffingsambtenaar de schending van de hoorplicht. Het Hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat belanghebbende niet is gehoord, ondanks zijn verzoek daartoe. Het Hof benadrukt dat telefonisch horen alleen mogelijk is als beide partijen daarmee instemmen. De heffingsambtenaar had niet adequaat gereageerd op het verzoek van belanghebbende om telefonisch te worden gehoord, wat in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 974.