ECLI:NL:GHARL:2014:7466

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
21-007052-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak betreffende het zonder consent binnenkomen van koperen hulzen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een sergeant der 1e klasse, was beschuldigd van het zonder consent binnenkomen van 176 kilogram koperen hulzen vanuit Afghanistan. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de rechtbank, maar het hof oordeelde dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de hulzen geschikt waren om munitie van te maken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het nog aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit. Het hof overwoog dat de hulzen niet voldeden aan de wettelijke eis dat zij geschikt waren om munitie van te maken, en dat het Openbaar Ministerie niet had aangetoond dat de hulzen hergebruikt konden worden. De beslissing van het hof was gebaseerd op de afwezigheid van bewijs dat de hulzen aan de wettelijke eisen voldeden, en de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007052-13
Uitspraak d.d.: 2 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de militaire kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland van 19 augustus 2013 met parketnummer 05-800225-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
sergeant der 1e klasse, registratienummer [nummer],
[nummer] te [plaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr T.H. ten Wolde, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Aangezien van de zijde van het openbaar ministerie geen grieven zijn aangevoerd tegen de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit en evenmin tegen de ten aanzien van feit 2 in de tenlastelegging uitgesproken deelvrijspraken met betrekking tot de lanceerinrichting, de 203 scherpe patronen aangetroffen in het OPS-vest en de 2.120 scherpe patronen aangetroffen in een koelbox, zal het hoger beroep van de officier van justitie in zoverre, op de voet van artikel 416, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen

Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
2:
hij op of omstreeks 16 januari 2012 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, zonder consent,
een onderdeel van een of meer wapens van categorie II, te weten een lanceerinrichting (bestemd voor het afschieten van een granaat) en/of(onderdelen van) munitie van categorie II en/of categorie III, te weten 176 kilogram (althans een grote hoeveelheid) koperen hulzen van diverse kalibers
en/of (in een OPS-vest) 203 scherpe patronen kaliber 5.56 mm en/of 2.120 althans een groot aantal scherpe patronen, kaliber 9 mm en/of 5.56 mm (koelbox), heeft doen binnenkomen vanuit Afghanistan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Bewijs van het onder 2 tenlastegelegde voor zover betrekking hebbende op de 176 kilogram koperen hulzen:
Tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging bestaat verschil van mening over de vraag, of de betreffende hulzen onder de (verbods)bepalingen van de Wet wapens en munitie (WWM) kunnen worden gebracht.
In artikel 3, tweede lid van de WWM wordt bepaald:
De bepalingen betreffende munitie zijn mede van toepassing op onderdelen van die munitie, voor zover geschikt om munitie van te maken.
In de Memorie van Toelichting op de WWM wordt over deze bepaling het volgende opgemerkt:
Lege hulzen van afgeschoten patronen zijn niet zonder meer geschikt om opnieuw munitie van te maken en vallen dus in het algemeen niet onder deze bepaling(Kamerstukken II, 1976-1977, 14413 nr 3, p. 26)
.
Méér of anders is er, voor zover het hof heeft kunnen nagaan, op dit punt in de parlementaire geschiedenis niet gezegd.
In de ten tijde van het tenlastegelegde feit vigerende Circulaire Wapens en Munitie 2012 (Circulaire van 3 januari 2012, op 11 januari 2012 gepubliceerd in de Staatscourant 2012,
nr 582) is op dit punt te lezen:
1.2.4 Onderdelen van munitie
Artikel 3, tweede lid, van de WWM stelt dat de bepalingen betreffende munitie mede van toepassing zijn op onderdelen van munitie, voorzover die geschikt zijn om daarvan munitie te maken. Voor wat betreft munitie voor geweren, pistolen en revolvers worden daarvoor geschikt geacht: kogels, hulzen en slaghoedjes voor gebruik in hulzen.
Anders dan door de verdediging is gesteld kan naar het oordeel van het hof uit de CWM2012 niet worden afgeleid, dat (onderdeel 1.2.4 van) de Circulaire slechts betrekking heeft op
nieuwehulzen. Dit moge blijken uit het verschil dat op diverse plaatsen wordt gemaakt tussen “kennelijk gebruikte lege hulzen” die
welof die
nietzijn bestemd voor dan wel deel uitmakend van een verzameling.
Evenmin kan de verdediging worden gevolgd in haar stelling, dat het toekennen van betekenis aan deze bepaling van de Circulaire in strijd zou komen met het legaliteitsbeginsel. De Circulaire is een voorschrift van algemene strekking, dat op deugdelijke wijze (door publicatie in de Staatscourant) voor een ieder kenbaar is gemaakt. Vergelijk ook het arrest van de Hoge Raad van 30 januari 2007, NJ 95, waarin aan de Circulaire Wapens en Munitie (1997) mede betekenis wordt toegekend.
Het Openbaar Ministerie beroept zich op de aangehaalde bepaling uit de Circulaire, alsmede op het door W. Kerkhoff, als deskundige op het gebied van het Forensisch wapen- en munitieonderzoek werkzaam bij het NFI, op 7 maart 2014 uitgebrachte rapport.
De heer Kerkhoff komt tot de conclusie dat de hulzen van kaliber 9mm Parabellum, kaliber 5,56x45mm NATO en kaliber 7,62x51mm NATO in het algemeen geschikt zijn om hergebruikt te worden.
De verdediging beroept zich op de geciteerde opmerking in de Memorie van Toelichting, alsmede op de verklaring ter terechtzitting van het hof van de heer J. van Driel, als deskundige op het gebied van Toetsing aan de Wet wapens en munitie ingeschreven in het Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen. De deskundige Van Driel heeft verklaard dat en waarom niet zonder meer kan worden aangenomen dat de betreffende hulzen voor hergebruik geschikt waren.
Naar het oordeel van het hof brengt de redactie van artikel 3, tweede lid WWM mee dat, óók als wordt aangenomen dat (gebruikte) hulzen in het algemeen geschikt zijn voor hergebruik, bij gemotiveerde betwisting daarvan in concreto, op het Openbaar Ministerie de bewijslast ligt van de geschiktheid om met die hulzen (weer) munitie te maken.
Contra-indicaties zijn in dit geval:
- de hulzen waren niet
bestemdvoor hergebruik en hebben (daarom) niet de
daarop afgestemde zorgvuldige behandeling gekregen;
- de hulzen zijn over een lange periode verzameld: ze waren niet alleen
afkomstig van [naam], maar ook van voorgaande rotaties; ongewis is hoe de
(klimatologische) omstandigheden ter plaatse van invloed zijn geweest op de
kwaliteit van het materiaal;
- de hulzen werden lukraak, ongesorteerd, los in een grote bak gestort;
- in de bak bevonden zich 176 kg hulzen, hetgeen niet bevorderlijk moet worden
geacht voor de kwaliteit van de onderste lagen.
Het hof is van oordeel dat deze contra-indicaties zodanig zwaar wegen dat niet zonder nader onderzoek gezegd kan worden, dat de hulzen hergebruikt konden worden. Zodanig onderzoek is niet verricht en kan ook niet meer worden verricht, omdat de hulzen inmiddels zijn vernietigd.
Een en ander brengt het hof tot het oordeel, dat niet buiten redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat de hulzen voldeden aan de wettelijke eis dat zij geschikt waren om munitie van te maken, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voorzover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, alsmede voorzover gericht tegen de deelvrijspraken van het onder 2 ten laste gelegde voor zover die niet zien op de 176 kg koperen hulzen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mr R.H. Koning, lid, en commandeur (LD) (tit.) mr R.R.H. Laurens, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 2 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.