In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 november 2013. De zaak betreft de bevoegdheid van het Hof om kennis te nemen van het hoger beroep inzake de zorgtoeslag. De Belastingdienst had eerder besluiten genomen over de definitieve vaststelling van de zorgtoeslag voor de jaren 2007 tot en met 2011, waarbij de zorgtoeslag voor deze jaren op nihil was vastgesteld. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Belastingdienst verklaarde deze bezwaren ongegrond. De rechtbank Overijssel verklaarde de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk en ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2014 werd de ontvankelijkheid van het hoger beroep besproken. Belanghebbende had aangegeven dat hij niet wenste dat zijn hogerberoepschrift zou worden doorgezonden naar de Raad van State. Het Hof heeft vervolgens de bevoegdheid om kennis te nemen van het hoger beroep beoordeeld. Volgens de Algemene wet bestuursrecht dient hoger beroep in principe bij de Raad van State te worden ingesteld, tenzij er een andere bevoegdheidsgrond is. Het Hof concludeerde dat de besluiten van de Belastingdienst niet onder de belastingwet vallen en dat er geen andere wettelijke voorschriften zijn die het Hof bevoegd maken. Daarom verklaarde het Hof zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep van belanghebbende.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in belastingzaken en de noodzaak voor belanghebbenden om zich bewust te zijn van de bevoegdheden van de verschillende rechtscolleges. Het Hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.