Uitspraak
1.[belanghebbende 1]
2.[belanghebbende 2],
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in hoger beroep
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten plaatsing van een minderjarige, aangeduid als [verzoekster]. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster] om de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 27 juni 2014 een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend, te vernietigen. De kinderrechter had de machtiging verlengd van 2 juli 2014 tot 2 januari 2015, maar [verzoekster] verzocht om deze te verkorten tot 2 oktober 2014. De advocaat van [verzoekster] voerde aan dat de verlenging van zes maanden niet gerechtvaardigd was, gezien de positieve ontwikkelingen in haar behandeling en haar recente plaatsing in een open groep.
De stichting, Bureau Jeugdzorg Friesland, die als verweerder optrad, bestreed het verzoek van [verzoekster] en stelde dat de gronden voor de verlenging van de machtiging nog steeds aanwezig waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de complexe problematiek van [verzoekster] en haar geschiedenis van uithuisplaatsingen. Het hof concludeerde dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen waren die de ontwikkeling van [verzoekster] ernstig belemmerden, en dat de machtiging tot gesloten plaatsing noodzakelijk was om te voorkomen dat zij zich aan de zorg zou onttrekken.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [verzoekster] voorop stond. De beslissing om de machtiging te verlengen tot 5 januari 2015 werd gerechtvaardigd door de noodzaak om de zorg en veiligheid van [verzoekster] te waarborgen, ondanks de positieve ontwikkelingen in haar behandeling. Het hof benadrukte dat de mogelijkheid van schorsing van de machtiging niet in de weg stond aan de beslissing, aangezien deze was gebaseerd op een rechterlijke toetsing.