Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte],
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 november 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer:
hij op of omstreeks 15 november 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een (gas)revolver, voorhanden heeft gehad;
Bewijsoverweging met betrekking tot feit 3
Bewezenverklaring
hij op 15 november 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen onder meer:
hij op 15 november 2012 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen, een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een gasrevolver, voorhanden heeft gehad;
hij op 15 november 2012 in de gemeente [gemeente] toen de aldaar dienstdoende [benadeelde 2], hoofdagent van politie bij de regiopolitie Flevoland, verdachte - op heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel 312, tweede lid, wetboek van strafrecht, had aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten Politiebureau [gemeente], zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde ambtenaar verdachte trachtte te geleiden en met kracht weg te duwen en wild om zich heen te slaan, ten gevolge waarvan deze opsporingsambtenaar lichamelijk letsel, een afgescheurde pees van de rechterduim bekwam.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf en/of maatregel
'Er is voor zover zich dit laat aanzien sprake van een grote mate van planning tijdens de ten laste gelegde diefstal met geweld en de aanloop daar naartoe. Er is sprake van een zuiver financieel motief. Middels externalisatie ('Ik ben niet goed genoeg geholpen'.) vindt hij daar ook de rechtvaardiging voor. Betrokkene weet dat hetgeen hij van plan was te gaan doen niet mag. Hij beschikt over voldoende kennis van normen en waarden, maar kiest ervoor om er niet naar te handelen. Ondergetekenden adviseren Uw College dan ook om betrokkene volledig toerekeningsvatbaar te achten voor de hem ten laste gelegde feiten.'Het hof neemt deze bevindingen en het advies over.
Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Motivering van de maatregel van onttrekking aan het verkeer
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.