ECLI:NL:GHARL:2014:7200

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
P14-0237
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • M. Keppels
  • E.G. Smedema
  • E. Harmsen
  • R. Vecht-van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem van 30 mei 2012. De rechtbank had een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan de veroordeelde, die op 12 juli 2011 was veroordeeld voor vermogensdelicten. De veroordeelde had in het verleden geen behandeling ondergaan en had zich schuldig gemaakt aan meerdere vermogensdelicten, wat leidde tot een aanzienlijke schuldenlast en middelengebruik. De reclassering had geadviseerd om de veroordeelde in een kliniek te plaatsen voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek.

Tijdens de zitting op 21 augustus 2014 heeft het hof de veroordeelde, zijn raadsman, de advocaat-generaal en een reclasseringswerker gehoord. De reclassering had recentelijk geadviseerd om de veroordeelde een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden waaronder opname in een kliniek. De veroordeelde was inmiddels opgenomen in een verslavingskliniek en werkte goed mee aan de behandeling.

Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen afzonderlijke beslissing had genomen op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel. Gezien de positieve ontwikkelingen in de behandeling van de veroordeelde en het feit dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de behandeling zou doorkruisen, heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen. Het hof vernietigde de beslissing van de rechtbank Haarlem en wees de vordering tot tenuitvoerlegging af, zodat de behandeling van de veroordeelde kon worden voortgezet zonder onderbreking.

Uitspraak

ISD P14/0237

Beslissing d.d. 3 september 2014 (bij vervroeging)

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[naam veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in de [zorgkliniek].
Het beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, is gericht tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 30 mei 2012, houdende de last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem van 12 juli 2011.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 juli 2011, waarbij aan veroordeelde de maatregel voorwaardelijk werd opgelegd;
  • de reclasseringsrapportages betreffende veroordeelde van 23 juni 2011, 5 maart 2012 en 14 mei 2012, opgemaakt door de reclassering van Palier forensische & intensieve zorg;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van veroordeelde van 8 juni 2012;
  • de beslissing van het gerechtshof te Amsterdam van 8 maart 2013;
  • de reclasseringsrapportages betreffende veroordeelde van 28 maart 2014, 10 april 2014, 20 mei 2014 en 26 mei 2014, opgemaakt door de reclassering van Palier forensische & intensieve zorg;
  • het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 juli 2014.
Het hof heeft ter zitting van 21 augustus 2014 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr H.C. Meijer, advocaat te Amsterdam, de advocaat-generaal mr A.A. Schut en de heer R. van Gelder, reclasseringswerker bij Palier forensische & intensieve zorg.
Advies van de reclassering
Uit de reclasseringsrapportages uit mei 2014 volgt dat het NIFP-IFZ op 14 mei 2014 een indicatie heeft afgegeven voor een klinische opname. De indicatiestelling is afgegeven voor een plaatsing in een reguliere verslavingskliniek (met een gefaseerde behandeling) voor de duur van maximaal 26 weken. De veroordeelde werd in het verleden aangemeld voor een klinische opname in het Intramuraal Motivatie Centrum van [zorginstelling]. Hij zou echter niet geaccepteerd zijn voor behandeling omdat de indruk was dat betrokkenes motivatie enkel huisvesting was. Er heeft nooit behandeling binnen de verslavingszorg plaatsgevonden. Veroordeelde heeft zich veelvuldig schuldig gemaakt aan vermogensdelicten. Indien veroordeelde geen stabiele huisvesting heeft, is er doorgaans geen sprake van stabiele inkomsten. De schuldenlast neemt dan toe, evenals het middelengebruik. De indruk is dat de veroordeelde zowel op eigen initiatief als door beïnvloeding van anderen uit het criminele circuit vermogensdelicten pleegt om in zijn middelengebruik en levensonderhoud te kunnen voorzien. Tot op heden werkt betrokkene niet voldoende mee aan de door de reclassering geïndiceerde hulpverlening. GGZ Reclassering Palier is van mening dat betrokkene hulpverlening nodig heeft op het gebied van middelengebruik en zijn financiële problemen.
De reclassering heeft op 22 mei 2014 van Loket Forensische zorg van Palier bericht ontvangen dat de veroordeelde is geaccepteerd voor een behandeling en onderzoek in de kliniek van [zorginstelling]. De reclassering heeft daarom bij rapport van 26 mei 2014, opgemaakt in de strafzaak met parketnummer 15-810131-14, geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden waaronder opname in een kliniek van [zorginstelling]. De rechtbank heeft deze voorwaarde bij onherroepelijk geworden vonnis van 28 mei 2014 opgelegd.
Ter zitting van het hof heeft reclasseringswerker Van Gelder verklaard dat de veroordeelde inmiddels is opgenomen in de [zorgkliniek] te [plaats]. Hij werkt goed mee en houdt zich aan de afspraken. De veroordeelde zit thans op een tijdelijke plek. Er zal nog een intensievere behandeling gaan plaatsvinden. Op den duur wordt gedacht aan begeleid wonen. Gelet op de ervaringen in het verleden is het afwachten of deze positieve lijn zich daadwerkelijk voortzet. Gelet op het feit dat de veroordeelde inmiddels wordt aangemerkt als ‘zeer actieve veelpleger’, is op zich de tenuitvoerlegging van de ISD passend. De recente positieve ontwikkelingen en het feit dat de veroordeelde een forse voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd heeft hangen maken echter dat tenuitvoerlegging van de ISD thans onwenselijk is.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De veroordeelde heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij erg blij is dat hij is opgenomen in de verslavingskliniek. Hij heeft vaste grond onder zijn voeten en ziet in hoe zijn gedrag moet veranderen. Hij hoopt de behandeling af te maken. Hij heeft al vele malen eerder willen stoppen met middelengebruik en is blij dat hij hier nu hulp voor krijgt. De veroordeelde zegt gemotiveerd te zijn om de behandeling af te ronden en niet meer terug te vallen.
De raadsman van de veroordeelde heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD af te wijzen. Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zou de onlangs gestarte behandeling doorkruisen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 30 mei 2012, voor zover inhoudende de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Het traject dat is ingezet moet worden voortgezet.
Het oordeel van het hof
Veroordeelde heeft op 16 mei 2012 terecht gestaan voor de rechtbank Haarlem terzake van een vermogensdelict in de zaak onder parketnummer 15/700143-12. Tevens is op die zitting een vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 38r Wetboek van Strafrecht behandeld tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 12 juli 2011 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft ten onrechte niet de procedurele regeling van titel IIC van het Vierde boek van het Wetboek van Strafvordering, getiteld Rechtsplegingen in verband met de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, gevolgd en geen afzonderlijke beslissing genomen op genoemde vordering tot tenuitvoerlegging.
Tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 30 mei 2012 in de zaak onder parketnummer 15/700143-12 is hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Dit hof heeft zich bij beslissing van 8 maart 2013 met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, gelet op het bepaalde in artikel 509ff Wetboek van Strafvordering, onbevoegd verklaard en in zoverre de zaak naar het hof te Arnhem verwezen.
Gelet op het aanmerkelijke tijdsverloop sedert de beslissing waarvan beroep en het feit dat thans in het kader van een recente voorwaardelijke veroordeling gestart is met een behandeltraject van de veroordeelde, waarvoor veroordeelde sinds 21 juni 2014 is opgenomen in een verslavingskliniek, is het hof van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, zoals ook gevorderd door de advocaat-generaal en bepleit door de veroordeelde en zijn raadsman. Plaatsing van de veroordeelde in een inrichting voor stelselmatige daders zou een onwenselijke doorkruising tot gevolg hebben van de tot op heden goed lopende en noodzakelijke behandeling van veroordeelde voor zijn verslavingsproblematiek .

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Haarlem van 30 mei 2012,
voor zoverinhoudende de last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren met betrekking tot
veroordeelde [naam veroordeelde].
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Haarlem van 12 juli 2011 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Aldus gedaan door
mr Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr M. Keppels en mr E.G. Smedema als raadsheren,
en drs. E. Harmsen en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van mr B.T.H. Janssen als griffier,
en op 3 september 2014 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.