ECLI:NL:GHARL:2014:7132
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verschoningsverzoek van een raadsheer in een civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot verschoning van een raadsheer, hier aangeduid als [raadsheer 1]. Dit verzoek volgde op een wrakingsverzoek dat was ingediend door [verzoeker], die betrokken was in een civiele procedure tegen [verweerster]. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 1 september 2014, werd duidelijk dat [raadsheer 1] eerder betrokken was bij een zaak tussen [verzoeker] en [verweerster] betreffende de omgangsregeling met hun dochter, [minderjarige]. Dit leidde tot de vrees dat [raadsheer 1] niet onpartijdig zou kunnen oordelen in het huidige wrakingsverzoek.
De verschoningskamer, bestaande uit mrs. H.J. Deuring, J.H. Kuiper en L. Groefsema, heeft de argumenten van [raadsheer 1] in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de eerdere betrokkenheid van [raadsheer 1] bij de zaak, in combinatie met het verzoek van [verzoeker] om zich te distantiëren van een eerdere beschikking, voldoende aanleiding gaf om te concluderen dat de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd was. De verschoningskamer heeft daarom besloten het verzoek tot verschoning toe te wijzen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is op 11 september 2014 ondertekend. Deze uitspraak benadrukt het belang van onpartijdigheid in de rechtspraak en de noodzaak voor rechters om zich te distantiëren van zaken waarin zij eerder betrokken zijn geweest, om de integriteit van het proces te waarborgen.