In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 september 2014 een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door [verzoeker], in het kader van een civiele procedure over de omgangsregeling met zijn minderjarige dochter [minderjarige]. Tijdens een mondelinge behandeling op 12 augustus 2014, waar [verzoeker] en [verweerster] aanwezig waren, heeft [verzoeker] de raadsheren [raadsheer 1], [raadsheer 2] en [raadsheer 3] gewraakt. Hij stelde dat de raadsheren vooringenomen waren en dat hij onvoldoende ruimte had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. Het hof heeft de behandeling van de zaak geschorst en het wrakingsverzoek is op 1 september 2014 behandeld door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. H.J. Deuring (voorzitter), J.H. Kuiper en L. Groefsema.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek voldoet aan de vereisten van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. [verzoeker] heeft aangevoerd dat de behandeling van de zaak moest worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van een klachtprocedure bij Lentis, maar dat dit niet werd toegestaan. De raadsheren hebben in hun verweerschrift aangegeven dat de mondelinge behandeling gekenmerkt werd door weinig vertrouwen van [verzoeker] in het hof en dat de beslissingen die zijn genomen procesueel van aard zijn en geen grond voor wraking vormen.
De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de raadsheren. De procedurele beslissingen die zijn genomen, zoals het niet toestaan van nieuwe verzoeken of het aanhouden van de behandeling, zijn niet vatbaar voor wraking. De wrakingskamer heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen, zowel het primaire als het subsidiaire verzoek, en heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de raadsheren.