ECLI:NL:GHARL:2014:7095

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 augustus 2014
Publicatiedatum
12 september 2014
Zaaknummer
200.138.968-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang tussen een vader en zijn minderjarige kinderen na een verstoorde relatie en strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzegging van het recht op omgang tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om een omgangsregeling met zijn kinderen, die bij de moeder verblijven. De rechtbank had op 18 september 2013 de vader het recht op omgang ontzegd, wat de vader in hoger beroep aanvecht. De vader verzoekt het hof om een omgangsregeling van minimaal één uur per week op een neutrale plaats, of subsidiair om een informatieplicht waarbij de moeder periodiek foto's van de kinderen naar de vader stuurt.

De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft het verzoek van de vader bestreden en verzocht om de ontzegging van het recht op omgang te handhaven. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2014 is de vader verschenen, terwijl de moeder enkel door haar advocaat werd vertegenwoordigd. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het de ernstige zorgen van de moeder over de veiligheid van haar en de kinderen in aanmerking heeft genomen. De vader heeft een strafrechtelijke veroordeling op zijn naam staan wegens bedreiging en belaging van de moeder, wat heeft geleid tot een contactverbod.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet heeft aangetoond dat hij zijn problematiek onder controle heeft en dat omgang met de kinderen onder de huidige omstandigheden een negatieve invloed zou hebben op hun welzijn. De moeder heeft sterke vrees en wantrouwen ten opzichte van de vader, wat de mogelijkheid van een omgangsregeling verder bemoeilijkt. Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de kinderen zwaarder wegen dan het verzoek van de vader en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de ontzegging van het recht op omgang is gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.138.968/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/127380/FA RK 13-922)
beschikking van de familiekamer van 21 augustus 2014
inzake
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. O.M. Karam, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. de Vries, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 18 september 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 14 december 2013, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat:
- primair: een omgangsregeling wordt vastgesteld van minimaal één uur per week op een neutrale plaats;
- subsidiair: een informatieplicht, in dier voege, dat de moeder periodiek foto's van de opgroeiende kinderen naar de vader stuurt.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 17 februari 2014, heeft de moeder het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden.
2.3
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 20 december 2013 een brief van 19 december 2013 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) waarin de raad aangeeft niet over relevante rapportages/adviezen te beschikken;
- op 19 maart 2014 een brief van 17 maart 2014 van mr. Karam, waarin hij aangeeft dat de vader in voorlopige hechtenis zit, welke onlangs door de rechtbank met 30 dagen is verlengd.
2.4
De mondelinge behandeling op 1 april 2014 heeft niet plaatsgevonden. De moeder is niet in persoon verschenen, maar haar advocaat was wel aanwezig. De vader is evenmin in persoon verschenen. Zijn advocaat heeft ter zitting verzocht de zaak aan te houden om de vader alsnog de gelegenheid te geven de mondelinge behandeling bij te kunnen wonen. Het hof heeft dit verzoek gehonoreerd.
2.5
De mondelinge behandeling is vervolgens nader bepaald op 12 juni 2014. Ook nu is de moeder niet in persoon doch slechts vertegenwoordigd door haar advocaat verschenen. De vader is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Van de zijde van de raad, opgeroepen in het kader van zijn adviserende taak, is geen vertegenwoordiger verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de -inmiddels verbroken- relatie tussen de ouders zijn de minderjarigen [kind 1] (op [in 2010]) en [kind 2] ([in 2011]) geboren. De vader heeft de kinderen erkend. De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over beide kinderen. [kind 1] en [kind 2] verblijven ook bij de moeder.
3.2
De vader heeft de rechtbank bij inleidend verzoekschrift verzocht te bepalen dat in het kader van een omgangsregeling [kind 1] en [kind 2] eens per veertien dagen een weekend bij de vader verblijven van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, waarbij de vader [kind 1] en [kind 2] op een neutrale plek ophaalt en weer terugbrengt, alsmede dat de kinderen de reguliere schoolvakanties alsmede gedurende de feestdagen om en om bij de vader verblijven, dan wel een omgangsregeling welke de rechtbank in goede justitie meent te moeten bepalen en aan de moeder een informatie- en consultatieplicht op te leggen met betrekking tot de ontwikkelingen en gewichtige aangelegenheden van [kind 1] en [kind 2] en te bepalen dat de moeder hiertoe tenminste eenmaal per twee maanden een recente foto van [kind 1] en [kind 2] aan de vader verstuurt.
3.3
De moeder heeft daartegen verweer gevoerd bij verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek. Zij heeft de rechtbank verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen en de vader voor onbepaalde tijd, dan wel een in goede justitie te bepalen periode, het recht op omgang te ontzeggen.
3.4
Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank de vader het recht op omgang met de minderjarigen ontzegd en het meer of anders verzochte afgewezen. De vader is van deze beschikking in hoger beroep gekomen en heeft het hof verzocht primair alsnog een omgangsregeling dan wel subsidiair een regeling inzake de informatieplicht vast te stellen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind (artikel 1:377a BW). Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van een ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 lid 3 BW).
4.2
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast, dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.3
Elke afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling en elke beslissing waarbij de omgang is ontzegd, is tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen of aan wie de omgang is ontzegd, zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen.
4.4
De vader erkent dat zijn relatie met de moeder verstoord is en dat dat ook reden is geweest om deze relatie te beëindigen. Hij betwist evenwel dat de gezinssituatie op enig moment voor [kind 1] en [kind 2] onveilig en onstabiel is geweest. Volgens hem hebben de kinderen, mede door hun jonge leeftijd, weinig tot niets van de strubbelingen tussen de ouders meegekregen. De vader meent dat de nog immer verstoorde verhouding tussen hem en de moeder niet tot gevolg mag hebben dat hem de omgang met de kinderen thans volledig wordt ontzegd. Hij heeft een band met de kinderen en wil het contact met de kinderen, die hij sinds januari 2013 niet meer heeft gezien, herstellen en verder opbouwen. Hij is in dat kader bereid om akkoord te gaan met een omgang van een uur per week op een neutrale plek. Hij bepleit een raadsonderzoek om een goede afgewogen beslissing te kunnen nemen.
4.5
De moeder herhaalt dat de relatie van partijen zich heeft gekenmerkt door geestelijke en lichamelijke mishandeling. Zij is uiteindelijk met de kinderen naar een blijf-van-mijn-lijfhuis gevlucht, maar ook daarna heeft zij nog een aantal malen moeten verhuizen omdat de vader haar adres had achterhaald en haar opnieuw lastig viel. Zij benadrukt dat de vader in juli 2013 voor zijn handelingen jegens haar door een meervoudige kamer strafrechtelijk is veroordeeld voor onder meer meerdere bedreigingen met een misdrijf tegen het leven gericht en belaging. Daarbij is hem, naast gevangenisstraf en reclasseringstoezicht, ook een contactverbod opgelegd. Hij heeft dit verbod bij herhaling overtreden door het sturen van sms-berichten, veelal met dreigende teksten. De moeder draagt een Aware-systeem waarmee zij 24 uur per dag een noodmelding naar de politie kan sturen waaruit blijkt dat ook de politie de dreiging van de vader serieus neemt. Zij wijst er verder op dat de vader op dit moment al enige tijd in voorlopige hechtenis zit omdat hij, na het bekend worden van het advies van de raad, raadsmedewerkers heeft bedreigd.
4.6
Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft, na eigen onderzoek, hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering en beslissing over. Het hof voegt hieraan het volgende toe.
4.7
Hoewel voorop staat dat een niet-verzorgende ouder het recht heeft op een omgangsregeling met haar of zijn kinderen, zal een omgangsregeling onder de gegeven omstandigheden een negatieve invloed hebben op het welzijn van de kinderen, ook bij een beperkte omvang, op een neutrale plek en onder begeleiding. In deze zaak is het een gegeven dat tussen de ouders sprake is geweest van ingrijpende gebeurtenissen en hevige ruzies naar aanleiding waarvan de vader strafrechtelijk is veroordeeld. Aannemelijk is dat hierdoor, zoals de moeder stelt, een zeer onveilige thuissituatie is ontstaan die zonder meer impact heeft gehad op de verzorgings- en opvoedingssituatie van [kind 1] en [kind 2], ook wanneer moet worden aangenomen dat de kinderen niet rechtstreeks betrokken zijn geweest bij het huiselijk geweld. De vader heeft ondanks zijn strafrechtelijke veroordeling- ook in de onderhavige procedure zijn aandeel in de gebeurtenissen en de situatie die daardoor is ontstaan, ontkend. Hij miskent daarmee ook de impact daarvan op de gezinssituatie van de kinderen die gezien hun jonge leeftijd nog volledig afhankelijk waren van de moeder. Hij heeft er daarmee blijk van gegeven zich niet te kunnen inleven in de situatie van de kinderen.
4.8
Duidelijk is ook dat door de gebeurtenissen in het verleden bij de moeder sterke vrees en wantrouwen ten opzichte van de vader is ontstaan en bij haar geen enkel draagvlak bestaat voor een omgangsregeling. Gelet op het feit dat de vader haar meermalen met de dood heeft bedreigd en in aanmerking nemende dat de dreiging van herhaling nog immer reëel is, kan van haar in redelijkheid die medewerking op dit moment ook niet gevergd worden. Omgang tussen de vader en de kinderen zal grote spanningen teweegbrengen bij de moeder en een negatieve weerslag hebben op de moeder en daarmee op de (ontwikkeling van de) kinderen. De kinderen zijn nog altijd jong en daardoor kwetsbaar, en zijn ook nu nog in hoge mate afhankelijk van de verzorging en opvoeding door de moeder. Zij probeert voor de kinderen een veilige en stabiele opvoedingssituatie op te bouwen en wordt daarbij ondersteund door [instantie]. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat hen thans de rust en stabiliteit worden gegund die zij nodig hebben. Het hof is onder de gegeven omstandigheden van oordeel dat zwaarwegende belangen zich verzetten tegen de omgang tussen de vader en de kinderen.
4.9
Het hof benadrukt nogmaals dat de vader niet heeft aangetoond dat hij zijn persoonlijke problematiek inmiddels zodanig onder controle heeft dat hij in staat is om zijn negatieve gevoelens richting moeder te beheersen, doordat hij bijvoorbeeld hulp van professionele zijde heeft gezocht. De enkele stelling van de vader dat hij het verleden wil laten rusten en zich niet meer interesseert voor het leven van de moeder doch enkel het contact met zijn kinderen wil herstellen, acht het hof onvoldoende gezien de voorgeschiedenis tussen partijen en het gevaar voor recidive wanneer de vader niet (klinisch) wordt behandeld. Daarbij merkt het hof op dat de recente overtreding van het opgelegde contactverbod en de bedreigingen van raadsmedewerkers het vertrouwen in de juistheid en gerechtvaardigdheid van de stellingen van de vader bepaald niet onderschrijven.
4.1
Het hof is voorts van oordeel, in het licht van de bovengenoemde omstandigheden, dat het belang van de kinderen eist dat de door de vader verzochte informatieregeling, waaronder zijn verzoek om foto’s, eveneens wordt afgewezen. Omdat de dreiging van herhaling van de eerdere gedragingen van de vader nog immer reëel is, bestaat de mogelijkheid dat de vader dergelijke informatie mede daarvoor zal gebruiken. Het hof acht de vrees van de moeder op dit punt niet ongegrond.
4.11
Het hof heeft zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht geacht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, en heeft geen aanleiding gezien om een (schriftelijk) advies van de raad voor de kinderbescherming of een andere deskundige in te winnen, waartoe op grond van artikel 810 lid 1 Rv weliswaar de mogelijkheid maar niet de plicht bestaat.
4.12
Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 18 september 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. Buijs, voorzitter, mr. A.H. Garos en mr. W. Foppen, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2014.