Uitspraak
[appellant],
[bewindvoerder],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De vordering en beoordeling in eerste aanleg
5.Beoordeling in hoger beroep
grief 1komt [appellant] onder meer tegen dit oordeel van de rechtbank op.
- [saniet] is een kleine ondernemer die geen bijzondere kennis heeft met betrekking tot de fiscale en financiële administratie van zijn onderneming;
- [appellant] exploiteerde bedrijfsmatig een onderneming, waarbij hij tegen betaling zijn diensten voor het voeren van onder meer salarisadministratie en belastingaangiftes aanbood;
- [saniet] mocht van de professionele beroepsuitoefenaar [appellant] verwachten dat [appellant] onder meer beschikte over de relevante rechtskennis voor het uitvoeren van de aan hem gegeven opdracht;
- [appellant] is niet opgekomen tegen de aan hem bij tussenvonnis van 23 januari 2013 gegeven bewijsopdracht en de beslissing die de rechtbank daarover in het eindvonnis van 23 april 2013 heeft gegeven, zodat het er voor dient te worden gehouden dat [saniet] niet aan [appellant] heeft opgedragen voor de uitvoering van zijn werkzaamheden ten behoeve van [saniet] af te wijken van de CAO Afbouw.
grief 1niet.
grief 2komt [appellant] slechts op tegen de eerste alinea van overweging 4.6. van het tussenvonnis van 13 januari 2012. De tweede alinea van overweging 4.6 wordt door [appellant] in hoger beroep niet bestreden. In die overweging is een zelfstandige grond gegeven op grond waarvan volgens de rechtbank [appellant] niet in gebreke behoefde te worden gesteld met een termijn tot nakoming. Dit betekent dat [appellant] bij zijn grief 2 geen belang heeft en geen verdere bespreking behoeft.
grieven 1 en 4zijn mede tegen deze beslissing van de rechtbank gericht.
grieven 1, 3 en 4met verschillende klachten tegen deze beslissing op.
grieven 1 en 4komt [appellant] tegen deze beslissing van de rechtbank op.
grieven 1 en 4komt [appellant] tegen deze beslissing op.
grieven 1 en 4zijn mede tegen deze beslissing gericht.
grieven 1 en 4bezwaar.
6.Slotsom
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de roldatum van
dinsdag 21 oktober 2014, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;