ECLI:NL:GHARL:2014:6972

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
200.127.137-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor illegaal afgetapte elektriciteit ten behoeve van hennepplantage

In deze zaak gaat het om een schadevergoeding die Liander N.V. vordert van [appellant] voor illegaal afgetapte elektriciteit ten behoeve van een hennepplantage. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de huurder van een ruimte met een energieaansluiting een zorgplicht heeft om te voorkomen dat de verzegeling van de elektriciteitsmeter wordt beschadigd en dat er buiten de meter om elektriciteit wordt afgenomen. De huurder, [appellant], had een bedrijfsruimte gehuurd van [V.O.F.] en was verantwoordelijk voor het aangaan van contracten voor nutsvoorzieningen. Ondanks dat hij geen contract had afgesloten met een energieleverancier, werd hij aangesproken op zijn zorgplicht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 7 februari 2012 werd in de door [appellant] gehuurde ruimte een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij de zegels van de elektriciteitsmeter waren verbroken en er een illegale aansluiting was gemaakt. Liander heeft [appellant] gesommeerd om de schade van € 13.647,15 te vergoeden, maar hij heeft hieraan geen gevolg gegeven. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van Liander toegewezen, met uitzondering van de gevorderde incassokosten.

In hoger beroep heeft [appellant] vijf grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden. Het hof bevestigt dat de zorgplicht ook geldt voor gebruikers die geen elektriciteit afnemen en geen verzoek tot afsluiting indienen. De grieven van [appellant] worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van huurders met betrekking tot de zorgplicht voor energieaansluitingen en de gevolgen van illegaal afgetapte elektriciteit.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.127.137/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 621045 CV 12-10768)
arrest van de tweede kamer van 9 september 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. R. Zwiers, kantoorhoudend te Almere,
tegen
Liander N.V.,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Liander,
advocaat: mr. G.S. de Haas, kantoorhoudend te Raamsdonksveer.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 16 januari 2013 van de rechtbank Midden-Nederland, afdeling civielrecht/kantonrechters, locatie Lelystad (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 11 april 2013;
- de memorie van grieven d.d. 3 december 2013;
- de memorie van antwoord d.d. 14 januari 2014, met productie;
- een akte van [appellant] van 25 februari 2014;
- een antwoordakte van Liander van 25 maart 2014.
2.2
Vervolgens heeft Liander de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"zo nodig onder aanvulling of verbetering der gronden, zal vernietigen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2013 (onder zaaknummer 621045 VC 12-10768) tussen partijen gewezen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van Liander alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Liander in de kosten van het geding in beide instanties."

3.Ten aanzien van de feiten

Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1 (a tot en met f) van genoemd vonnis is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, luiden:
3.1
[appellant] heeft vanaf 1 juni 2010 voor de duur van 3,5 jaar met een optie tot verlening voor de duur van 5 jaar, van de [V.O.F.] bedrijfsruimte gehuurd die was gelegen op het adres [adres]. De huurovereenkomst is schriftelijk aangegaan. In die overeenkomst is onder meer bepaald dat de huurder zelf de verantwoordelijkheid draagt voor het aangaan van contracten voor het leveren van nutsvoorzieningen en dat de kosten van energie dan ook niet in de huurprijs zitten (artikel 5). Daarnaast is onder andere bepaald dat de huurder het verhuurde niet mag onderverhuren zonder toestemming van de verhuurder.
3.2
In het pand was wel een elektriciteitsaansluiting aanwezig, voorzien van een meterkast, maar [appellant] heeft geen contract afgesloten met een energieleverancier voor de levering van elektriciteit. Liander is de netbeheerder en verzorgt het transport van elektriciteit naar de aansluiting.
3.3
Op 7 februari 2012 is in de door [appellant] gehuurde ruimte een hennepkwekerij aangetroffen. De zegels van de hoofdaansluitingkast waren verbroken en aan de onderzijde van de zekeringshouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt, buiten de elektriciteitsmeter om, die de hennepplantage van elektriciteit heeft voorzien.
3.4
De fraudespecialist van Liander heeft aangegeven dat de kwekerij in ieder geval in de periode van juni 2011 tot 7 februari 2012 aanwezig is geweest. Naar zijn schatting is er in die periode minimaal 91.352 kWh illegaal afgenomen.
3.5
Liander heeft bij brief van 21 februari 2012 [appellant] gesommeerd de schade te vergoeden van de illegaal afgenomen elektriciteit, alsmede van de onderzoekskosten, tezamen vastgesteld op € 13.647,15 inclusief BTW. [appellant] heeft daaraan geen gevolg gegeven.

4.De beoordeling in eerste aanleg

4.1
Liander heeft vergoeding van schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over genoemd bedrag van € 13.647,15 vanaf 20 juli 2012 gevorderd, alsmede € 800, - aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, behoudens de gevorderde incassokosten. Hij heeft daartoe overwogen dat [appellant] jegens de netbeheerder gehouden was om, bij gebreke van het sluiten van een overeenkomst met een energieleverancier, de energie die buiten de meter om was afgenomen te vergoeden.
4.3
Het verweer van [appellant] dat niet hij, maar zijn onderverhuurder tot betaling kan worden gehouden, is door de kantonrechter verworpen reeds omdat hij op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat gehuurde was onderverhuurd, maar dat daarenboven hij als huurder van een ruimte waarin Liander de energie leverde, de zorgplicht op zich heeft genomen dat hij er op toe zou zien dat de verzegeling van de meetapparatuur voor de registratie van het energieverbruik niet zou worden beschadigd en dat er niet buiten de meter om energie vanuit de door hem gehuurde ruimte zou worden betrokken. Ook als er sprake zou zijn van onderverhuur diende hij zich er van te vergewissen dat hij met een bonafide onderhuurder van doen had en diende hij, zeker nu een schriftelijk onderhuurcontract ontbreekt, zich ervan op de hoogte te stellen dat er in de ruimte geen illegale activiteiten in de vorm van de exploitatie van een hennepkwekerij plaatsvonden. Van de verplichting heeft [appellant] zich niet gekweten en derhalve heeft Liander op goede grond [appellant] uit onrechtmatige daad kunnen aanspreken tot vergoeding van de schade.

5.De beoordeling van de grieven

5.1
[appellant] heeft vijf grieven voorgedragen die zich alle richten tegen het oordeel dat hij een zorgplicht als door de kantonrechter omschreven heeft geschonden.
5.2
Het hof is van voordeel dat in beginsel eenieder die de beschikking heeft over een ruimte waarin een energieaansluiting aanwezig is een zorgplicht heeft ten aanzien van die energieaansluiting van aard en strekking als door de kantonrechter is overwogen, dus dient te voorkomen dat de verzegeling wordt beschadigd alsmede dient te voorkomen dat buiten de meter om energie wordt betrokken vanuit de desbetreffende aansluiting. Netbeheerders kunnen in de regel geen of nauwelijks toezicht houden op hetgeen er gebeurt met hun (talloze) aansluitingen in woningen en bedrijfspanden.
5.3
In verreweg de meeste gevallen zal de gebruiker van de ruimte tevens elektriciteit geleverd willen krijgen en dient hij daartoe een contract met een leverancier van elektriciteit te sluiten. Deze leverancier valt onder de werking van de huidige Elektriciteitswet 1998 nimmer samen met de netbeheerder. Wel impliceert een leveringsovereenkomst tevens dat ook een contract met de netbeheerder tot stand komt. In een dergelijk geval kan van de contractuele wederpartij gevergd worden dat hij een dergelijk toezicht uitoefent op de energieaansluiting.
Naar ’s hofs oordeel rust eenzelfde zorgplicht ook de gebruiker die er voor kiest geen elektriciteit geleverd te krijgen en die niet de netbeheerder verzoekt om tot afsluiting over te gaan.
5.4
Voor zover
grief 3van een ander standpunt uitgaat, treft deze geen doel.
5.5
In een verhuursituatie zal deze verplichting in beginsel rusten op de huurder, als feitelijke gebruiker. In dit geval is tussen de verhuurder, [V.O.F.], en [appellant] ook contractueel vastgelegd dat [appellant] dient te zorgen voor de elektriciteitsaansluiting, gelijk de kantonrechter terecht heeft overwogen.
Grief 1, waarin geklaagd wordt dat de kantonrechter ten onrechte overweegt dat Liander rechten kan ontlenen aan de door [appellant] gesloten huurovereenkomst, mist feitelijke grond nu de kantonrechter niet meer heeft gedaan dan vast te stellen wie als gebruiker van de ruimte en de elektriciteitsaansluiting moet worden aangemerkt.
5.6
Onder door de netbeheerder te stellen omstandigheden kan een zorgplicht ten aanzien van de elektriciteitsaansluiting (mede) rusten op de (onder)verhuurder. Voor zover [appellant] erover klaagt dat Liander niet [V.O.F.] heeft aangesproken, kan hem dat niet baten aangezien [appellant] geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan de zorgplicht in dit geval uitsluitend op [V.O.F.] zou moeten rusten, nu immers alleen [appellant] het gebruik van het pand en de aansluiting had. Dat [V.O.F.]
had bedongen dat zij het gehuurde periodiek mocht inspecteren, maakt die niet anders.
Grief 4waarin de kantonrechter wordt verweten dat hij niet heeft uitgelegd waarom er op [V.O.F.] géén zorgplicht zou rusten, treft dan ook geen doel.
5.7
In
grief 2klaagt [appellant] erover dat de kantonrechter ten onrechte een risicoaansprakelijkheid heeft aangenomen voor zijn onderhuurders. Volgens [appellant] kan het onrechtmatig handelen van de onderhuurder niet aan de onderverhuurder worden toegerekend.
5.8
Het hof overweegt dat [appellant] er ten onrechte aan voorbijgaat dat de kantonrechter heeft overwogen dat van de onderhuursituatie onvoldoende is gebleken. Daartegen heeft [appellant] niet gegriefd. Voor zover al moet worden aangenomen dat [appellant], door er van uit te gaan dat sprake is van een onderhuursituatie, tegen die overweging een verholen grief heeft opgeworpen, verwerpt het hof die grief. Behoudens de enkele stelling van [appellant] blijkt uit niets dat hij het bedrijfspand aan de [adres] had onderverhuurd: een huurcontract is niet overgelegd, namen van onderverhuurders zijn niet genoemd, evenmin als de huurprijs en de wijze van huurbetaling.
Reeds daarom treft ook grief 2 geen doel.
5.9
Grief 5,ten slotte, vecht de overweging aan dat [appellant] niet aan zijn zorgverplichting heeft voldaan, uitsluitend met als argument dat hij niet verantwoordelijk is voor het gedrag van zijn onderhuurders. Dat verweer stuit af op hetgeen het hof hiervoor over de aannemelijkheid van de onderhuur heeft overwogen, zodat ook deze grief deelt in het lot van de overige.
5.1
Voor het overige heeft [appellant] geen argumenten aangedragen waarom de overtreding van de zorgverplichting hem niet kan worden toegerekend. Evenmin heeft hij de hoogte van de schadevordering aangevochten.
5.11
Het hof passeert het in algemene termen gestelde bewijsaanbod als zijnde te vaag.
De slotsom
5.12
De grieven falen alle, zodat het hof de uitkomst van het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, onder veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep, voor wat betreft het salaris van de advocaat te begroten op 1,5 punt naar tarief II.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter locatie Lelystad van 16 januari 2013;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Liander vastgesteld op € 1.341, - voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 1.862, - voor verschotten;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. D.H. de Witte en H. de Hek en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 9 september 2014.