In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de vaststelling van het toetsingsinkomen over 2009 aan de orde is. De beschikking van de Inspecteur, gedateerd 23 augustus 2010, waarin het toetsingsinkomen op € 75.627 is vastgesteld, is het onderwerp van geschil. Dit bedrag omvat een nabetaling van de uitkering van de Gemeente Groningen van € 62.454, die betrekking heeft op achterstallige bijstandsgelden. Belanghebbende betwist of deze nabetaling terecht is meegerekend in het toetsingsinkomen en of hij de aanslag IB/PVV voor 2009 kan betrekken in het hoger beroep.
De rechtbank heeft eerder de beschikking van de Inspecteur bevestigd, en belanghebbende heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 20 mei 2014 zijn beide partijen gehoord. Belanghebbende stelt dat de nabetaling niet tot het toetsingsinkomen gerekend mag worden, terwijl de Inspecteur van mening is dat dit wel correct is. Het Hof oordeelt dat de nabetaling in 2009 fiscaal is genoten en dus terecht is meegerekend in het toetsingsinkomen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
Daarnaast oordeelt het Hof dat het niet bevoegd is om de aanslag IB/PVV voor 2009 te beoordelen, omdat de rechtbank daarover nog geen uitspraak heeft gedaan. De beslissing van het Hof is openbaar uitgesproken op 9 september 2014, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.