ECLI:NL:GHARL:2014:6904

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
ks 21-002312-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan criminele organisatie en vrijspraak van overige feiten in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte, geboren in 1981 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder afpersing en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft de bewezenverklaring van de deelneming aan een criminele organisatie bevestigd, waarbij het hof oordeelde dat er sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. De verdachte was betrokken bij gewelddadige overvallen op supermarkten en casino's, waarbij hij samen met anderen handelde met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen.

Het hof heeft echter de verdachte vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder twee specifieke afpersingen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten vast te stellen. De verdediging had betoogd dat de verklaringen van een getuige niet betrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat de verklaring van deze getuige niet kon worden uitgesloten als bewijsmiddel, hoewel het in dit geval niet voldoende was om de verdachte te veroordelen.

De uiteindelijke straf die het hof oplegde was een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof oordeelde dat deze straf passend was gezien de ernst van de feiten en het recidive gedrag van de verdachte. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hadden. De beslissing van het hof werd genomen in het belang van de rechtsgang en de bescherming van de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 21-002312-13 en 19-810322-11 (tul)
Uitspraak d.d.: 5 september 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 28 december 2012 met parketnummer 19-810135-12 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 19-810322-11, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Ontvankelijkheid van verdachte in het hoger beroep tegen feit 1 t/m 5

Voor zover de verdachte hoger beroep heeft willen instellen tegen de vrijspraken van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde, kan hij daarin niet worden ontvangen.
3. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep tegen feit 3 t/m 5
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de vrijspraak door de eerste rechter ter zake van feiten 3, 4 en 5 en heeft ter zake van deze feiten verzocht om toepassing van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Nu het hof ook ambtshalve geen redenen ziet om over te gaan tot behandeling van deze feiten, zal het hof het openbaar ministerie ter zake van feiten 3, 4 en 5 niet ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat deze feiten niet meer aan de orde zijn in hoger beroep.

4.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 23 oktober 2013 en 21 en 22 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van feit 2 en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 6 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en tot een beslissing ten aanzien van de benadeelde partijen, met inachtneming van de kanttekeningen die de advocaat-generaal in zijn op schrift gestelde requisitoir daaromtrent heeft gemaakt. Deze eveneens op schrift gestelde vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.

5.Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

6.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na aanvulling van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan de orde in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 11 januari 2012 in [plaats 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1], medewerkers van casino [benadeelde 10], althans een ander of anderen, heeft gedwongen tot de afgifte van 4.827 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan casino [benadeelde 10], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- voorzien van (een) (bivak)muts(en) en/of capuchon(s), althans enige vorm van (hoofd)bedekking om herkenning te voorkomen, het casino is/zijn binnengegaan en/of
- die [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes heeft/hebben getoond en/of
- het glas van de kassaruimte (met een moker) heeft/hebben ingeslagen en/of
- die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen en/of
- heeft/hebben geroepen: `Overval, overval, meer geld’ en/of `Ik maak jullie dood, maak die kluis open, ik wil meer geld’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat zij de politie niet mocht bellen, omdat zij anders zou worden neergestoken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2:
hij op of omstreeks 20 januari 2012 in [plaats 3], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], medewerkers van supermarkt [supermarkt 2], althans een ander of anderen heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 12.500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde 2] en/of supermarkt [supermarkt 2], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- voorzien van (een) (bivak)muts(en) en/of capuchon(s), althans enige vorm van (hoofd)bedekking om herkenning te voorkomen, die [supermarkt 2] is/zijn binnengegaan en/of
- die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of L.[benadeelde 5], medewerker(s) van voornoemd bedrijf, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes en/of een moker/hamer heeft/hebben getoond en/of heeft/hebben vastgebonden met tie-rips;
6:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 april 2012 in de gemeente [gemeente 1] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (tezamen en in vereniging) plegen van afpersingen en/of diefstallen met geweld van/tegen medewerkers van supermarkten en/of casino's, althans van/tegen andere personen dan verdachte en/of zijn mededaders en/of het plegen van diefstallen met braak/inklimming of verbreking van auto's en/of in horecagelegenheden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

7.Gebruik verklaring beloonde getuige [getuige]

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de – na de behandeling in eerste aanleg – aan het dossier toegevoegde verklaring van [getuige] niet voor het bewijs kan worden gebezigd. [getuige] is veroordeeld ter zake van onder meer oplichting en mensenhandel en heeft een periode in één cel doorgebracht met verdachte. Verdachte zou tegen [getuige] verklaringen hebben afgelegd over onder meer zijn betrokkenheid bij het eerste feit. In ruil daarvoor is zijn detentiefasering vervroegd ingegaan. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van [getuige] niet tot het bewijs kan dienen omdat “er teveel aanwijzingen zijn dat hij niet betrouwbaar is op grond van zijn staat van dienst.” De raadsvrouw heeft haar verweer onderbouwd met concrete verwijzingen naar onder meer beïnvloeding door [getuige] van betrokkenen in zijn strafzaak.
Hieromtrent wordt als volgt overwogen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is het hof van oordeel dat niet kan worden gesteld dat iemand vanwege zijn (strafrechtelijke) verleden niet de waarheid zou kunnen verklaren, ook niet wanneer die persoon tegen beloning een verklaring heeft afgelegd. Wel is het zo dat dergelijke verklaringen zorgvuldig dienen te worden getoetst en dat er voldoende unieke belastende elementen in die verklaring moeten zitten, die de verklaring geloofwaardig maken. Indien dit het geval is, bestaan er wettelijke, noch andere bezwaren om dergelijke verklaringen voor het bewijs te bezigen. Het verweer van de raadsvrouw wordt – voor zover hierboven weergegeven – verworpen.

8.Vrijspraak feit 1

Het gebruik van de verklaring van [getuige] voor de bewezenverklaring van feit 1 is door de verdediging betwist. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven onder 7 is overwogen, dient de verklaring van [getuige] voldoende unieke belastende elementen bevatten om geloofwaardig te zijn. Hoewel deze unieke belastende elementen naar het oordeel van het hof op onderdelen wel aanwezig zijn, kan niet worden uitgesloten dat [getuige] zijn kennis omtrent het eerste verdachte verweten feit heeft verkregen uit het dossier van verdachte. Zoals uit de verhoren is gebleken, heeft [getuige] tijdens het gezamenlijk verblijf in de cel het dossier van verdachte, of althans delen daarvan, gelezen. Nu gelet op de inhoud van hetgeen wordt verklaard omtrent het eerste feit, niet kan worden uitgesloten dat de belastende elementen door [getuige] zijn gelezen in plaats van verkregen van verdachte, kan getwijfeld worden aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring en wordt de verklaring daarom voor wat betreft dit feit niet gebruikt als bewijsmiddel. Nu er ook voorts onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.

9.Vrijspraak feit 2

Onder 2 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing dan wel beroving van het aanwezige winkelpersoneel van de supermarkt [supermarkt 2] te [plaats 3]. Vooropgesteld dient te worden dat dit delict daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en dat dit een zeer angstige ervaring is geweest voor het aanwezige winkelpersoneel. Vraag is of verdachte verantwoordelijk kan worden gesteld voor deelname aan deze overval. Naar het oordeel van het hof moet worden geconstateerd dat er te weinig bewijs voorhanden is om vast te stellen dat verdachte één van de betrokken overvallers is geweest. Omdat uit het dossier niet meer blijkt dan van aanwijzingen dat verdachte betrokken is bij voornoemde overval, zal het hof verdachte – bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs – vrijspreken van dit delict.

10.Bewijsoverweging feit 6 – Criminele organisatie

De raadsvrouw heeft ter zake van het onder 6 ten laste gelegde betwist dat er sprake was van een vaste rolverdeling en hiërarchie, alsmede dat er sprake was van een zekere duurzaamheid, structuur en organisatiegraad. Daartoe heeft de raadsvrouw onder meer aangevoerd dat de samenstellingen waarin werd geopereerd wisselend van aard waren. Voorts heeft zij betwist dat verdachte zou hebben deelgenomen aan de criminele organisatie en dat een periode van 3 weken te kort is om van deelneming te kunnen spreken.
Voor zover de raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen hiërarchische verhouding bestond, wordt dit verweer onbesproken gelaten, nu dit geen juridische vereiste is om te komen tot een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie.
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie is vereist dat er een samenwerkingsverband bestond met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en ten minste één andere persoon. Een zekere bestendigheid van de organisatie is vereist, maar niet is vereist – zoals de raadsvrouw heeft betoogd – dat de samenstelling van de criminele organisatie steeds dezelfde is. Naar het oordeel van het hof blijkt met name uit de OVC gesprekken, de tapgesprekken en de observaties dat verdachte en zijn medeverdachten spraken over overval gerelateerde zaken en dat verdachte betrokken was bij voorverkenningen. Daarbij zijn meerdere overvallen en pogingen daartoe daadwerkelijk verdachtes medeverdachten verricht. Uit deze bronnen, die eventueel in een later stadium bij een eventuele aanvulling van de bewijsmiddelen zal worden opgenomen, leidt het hof af dat er wel degelijk sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. Derhalve wordt het verweer van de raadsvrouw tot zover verworpen.
Ten aanzien van de deelneming gelden twee algemene voorwaarden, te weten 1) men moet behoren tot de organisatie en 2) men moet een aandeel hebben, dan wel ondersteunen, gedragingen die strekken of rechtsreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Hierbij is niet vereist dat er wordt deelgenomen aan (alle) misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is verricht, noch dat de verdachte heeft samengewerkt met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Deelneming behelst voorts opzet, dat uiteen valt in twee delen, te weten 1) de betrokkene moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (onvoorwaardelijk opzet) en 2) de betrokkene hoeft geen wetenschap/opzet te hebben gehad op de door de criminele organisatie beoogde misdrijven.
Toetsend aan deze criteria, is het hof van oordeel dat er ten aanzien van verdachte wel degelijk sprake was van deelneming aan de criminele organisatie. Verdachte behoorde tot de organisatie, had wetenschap van het oogmerk van de organisatie en was betrokken bij en had een aandeel in gedragingen die rechtsreeks verband hielden met het oogmerk van de organisatie. De stelling dat een periode van 3 weken – wat daar overigens van zij - te kort is om van deelneming te spreken, vindt geen steun in het recht. Derhalve wordt ook dit deel van het verweer van de raadsvrouw verworpen en komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde.

11.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
6:
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 april 2012 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in
vereniging plegen van afpersingen en/of diefstallen met geweld van
medewerkers van supermarkten of casino's en het plegen van diefstallen
met braak/inklimming of verbreking van auto's en in horecagelegenheden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

12.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

13.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

14.Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van onder meer gewelddadige overvallen. Het is evident dat het bestaan van een dergelijke organisatie voor grote maatschappelijke onrust kan zorgen, temeer omdat de doelen die de organisatie uitkoos om te overvallen publieke plekken betroffen, waar in ieder geval personeel aanwezig was. Verdachte verdient voor zijn rol in deze organisatie te worden bestraft.
Gelet op verdachte justitiële verleden, zoals blijkt uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 augustus 2014, heeft verdachte zich eerder schuldig gemaakt aan gewelds- en vermogensdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Anders dan de advocaat-generaal komt het hof niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Hierin wordt reden gezien om ten voordele van verdachte af te wijken van de vordering van de advocaat-generaal. De rechtbank heeft verdachte ter zake van feit 6 een gevangenisstraf opgelegd van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Het onvoorwaardelijke deel van deze straf heeft verdachte reeds uitgezeten. Het hof ziet geen aanleiding van deze strafoplegging af te wijken.
Gelet op het voorgaande – in onderling verband in samenhang bezien – acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Gelet op de ernst van het feit, alsmede verdachtes recidive, kan niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit of gevangenisstraf van kortere duur. Het voorwaardelijk strafdeel dient mede als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout zal gaan.

15.Vordering bevel gevangenneming

Gelet op het voorgaande bestaat er geen reden om de vordering tot gevangenneming door de advocaat-generaal toe te wijzen.

16.Benadeelde partijen

De hieronder in het dictum opgesomde benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg gevoegd met een vordering tot schadevergoeding en hebben hun vordering al dan niet gehandhaafd in hoger beroep. Nu verdachte ter zake van de feiten waarop de vorderingen van deze benadeelde partijen betrekking hebben zal worden vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen niet in hun vorderingen worden ontvangen.

17.Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Assen van 22 november 2011 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, parketnummer 19-810322-11. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

18.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g en 140 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 10] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 11] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 12] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde [benadeelde 13]
Verklaart de benadeelde [benadeelde 13] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 14] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 15] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 16] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 17] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 18] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 19]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 19] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 20] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 21]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 21] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 22]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 22] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 23]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 23] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 24]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 24] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 25] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 26]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 26] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 27]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 27] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 28]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 28] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 34]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 34] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 9] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 33]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 33] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Assen van 22 november 2011, parketnummer 19-810322-11, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. van Krugten, griffier,
en op 5 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O. Anjewierden en mr. S.G.H. van Krugten zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.