ECLI:NL:GHARL:2014:6902

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
ks 21-002313-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van overval op een casino en medeplichtigheid aan poging overval op supermarkt, deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van een overval op een casino en medeplichtigheid aan een poging tot overval op een supermarkt, alsook deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 januari 2012 samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een casino, waarbij medewerkers onder bedreiging van geweld zijn gedwongen tot afgifte van geld. Daarnaast heeft de verdachte op 11 april 2012 geprobeerd om samen met anderen een supermarkt te overvallen, maar deze poging is niet voltooid. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij ook rekening is gehouden met eerdere strafbare feiten en de impact van de daden op de slachtoffers. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde werkstraf is afgewezen. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het casino en de supermarkt, voor de geleden schade door de overvallen. Het hof heeft de gevangenneming van de verdachte bevolen, gezien de ernst van de feiten en de schokkende impact op de rechtsorde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 21-002313-13 en 19-700157-10 (tul)
Uitspraak d.d.: 5 september 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 28 december 2012 met parketnummer 19-810162-12 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 19-700157-10, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Ontvankelijkheid hoger beroep verdachte

Voor zover de verdachte hoger beroep heeft willen instellen tegen de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, kan hij daarin niet worden ontvangen. Doordat het openbaar ministerie eveneens hoger beroep heeft ingesteld, is het feit wel aan de orde in hoger beroep.

3.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 23 oktober 2013 en 21 en 22 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot een veroordeling ter zake van het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en tot een beslissing ten aanzien van de benadeelde partijen, met inachtneming van de kanttekeningen die de advocaat-generaal in zijn op schrift gestelde requisitoir daaromtrent heeft gemaakt. Deze eveneens op schrift gestelde vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.

4.Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

5.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na aanvulling van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 11 januari 2012 in [plaats 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1], medewerkers van casino [benadeelde 10], althans een ander of anderen, heeft gedwongen tot de afgifte van 4.827 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan casino [benadeelde 10], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- voorzien van (een) (bivak)muts(en) en/of capuchon(s), althans enige vorm van (hoofd)bedekking om herkenning te voorkomen, het casino is/zijn binnengegaan en/of
- die [benadeelde 1] en/of [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes heeft/hebben getoond en/of
- het glas van de kassaruimte (met een moker) heeft/hebben ingeslagen en/of
- die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen en/of
- heeft/hebben geroepen: `Overval, overval, meer geld’ en/of `Ik maak jullie dood, maak die kluis open, ik wil meer geld’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat zij de politie niet mocht bellen, omdat zij anders zou worden neergestoken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2 primair:
hij op of omstreeks 11 april 2012 te [plaats 7], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3], medewerker van supermarkt [supermarkt 2], en/of [slachtoffer 4], althans een ander, te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [supermarkt 2] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- voorzien van (een) bivakmuts(en), althans enige vorm van (hoofd)bedekking om herkenning te voorkomen, in de vroege ochtend, althans voor openingstijd, naar voornoemde [supermarkt 2] is gegaan en/of
- [slachtoffer 4] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, en/of een mes heeft gedwongen om de supermarkt in te gaan en/of
- [slachtoffer 3], onder bedreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, en/of een mes heeft getracht te bewegen de kluis te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of een of meerdere (andere) medeverdachte(n) op of omstreeks 11 april 2012 te [plaats 7], ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die een of meerdere (andere) medeverdachte(n), voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3], medewerker van supermarkt [supermarkt 2], en/of [slachtoffer 4], althans een ander, te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan de supermarkt [supermarkt 2] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die ander(en) en/of aan verdachte,
- voorzien van (een) bivakmuts(en), althans enige vorm van (hoofd)bedekking om herkenning te voorkomen, in de vroege ochtend, althans voor openingstijd, naar voornoemde [supermarkt 2] is/zijn gegaan en/of
- [slachtoffer 4] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, en/of een mes heeft/hebben gedwongen om de supermarkt in te gaan en/of
- [slachtoffer 3], onder bedreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, en/of een mes heeft/hebben getracht te bewegen de kluis te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk voorgenomen misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 9 tot en met 10 april 2012 te [plaats 7] en/of [plaats11] en/of [plaats 9] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door met
- voornoemde [medeverdachte 1] in de omgeving van voornoemde [supermarkt 2] in [plaats 7] voorverkenningen te doen en/of
- met voornoemde [medeverdachte 1] een Fiat Cinquecento in [plaats 9] weg te nemen en/of deze Fiat vervolgens in [plaats 7] klaar te zetten om te gebruiken bij het voorgenomen misdrijf;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 april 2012 in de gemeente [gemeente1] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (tezamen en in vereniging) plegen van afpersingen en/of diefstallen met geweld van/tegen medewerkers van supermarkten en/of casino's, althans van/tegen andere personen dan verdachte en/of zijn mededaders en/of het plegen van diefstallen met braak/inklimming of verbreking van auto's en/of in horecagelegenheden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Algemene bewijsoverwegingen

Het hof hecht eraan ambtshalve enkele opmerkingen te maken. Om die redenen worden op deze plek enkele algemene bewijsoverwegingen weergegeven, waarbij voor zover mogelijk aansluiting is gezocht bij hetgeen de rechtbank hieromtrent reeds heeft overwogen.
6.1
Modus operandi
Uit het dossier komt naar voren dat ten behoeve van de opsporing veelvuldig wordt verwezen naar de beschrijvingen van de daders betreffende de gedragen kleding, hun lichaamsbouw en de wijze van voortbewegen. Ook is aandacht besteed aan de wijze waarop de daders hun wapens vasthouden. Zowel aangevers, getuigen als medeverdachten hebben hierover verklaringen afgelegd. Met de rechtbank wordt geconstateerd dat uit de op deze punten afgelegde verklaringen niet een eenduidig beeld van dader/daders naar voren komt in die zin dat deze onomstotelijk zijn te koppelen aan de verdachte in de onderhavige zaak. Het hof zal daarom de verklaringen dan wel hetgeen de politie ten aanzien van voornoemde punten heeft gerelateerd buiten de bewijsvoering laten.
De politie heeft voorts aandacht besteed aan de modus operandi van met name de overvallen op het casino in [plaats 2] en de overvallen op de supermarkten. De politie duidt dan met name op het gebruik van een pistool, mes en hamer en het al dan niet vastbinden van supermarktmedewerkers. Het hof acht deze modus operandi onvoldoende specifiek om als zogenoemd schakelbewijs te gebruiken. Dat leidt er toe dat van de tenlastegelegde overvallen afzonderlijk moet worden vastgesteld of deze wettig kunnen worden bewezen en of het hof door die bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het betreffende ten laste gelegde feit heeft begaan.
6.2
OVC gesprekken, observaties en tapgesprekken
Niettegenstaande het vorengaande, laat het hof bij de weging van de hierna per overval besproken bewijsmiddelen meewegen dat uit een aantal bronnen, met name de OVC gesprekken, observaties en tapgesprekken, blijkt van betrokkenheid in het algemeen van verdachte bij (de voorbereiding van) overvallen.
Het voorgaande neemt niet weg dat het hof in de mogelijk later op te maken aanvulling van de bewijsmiddelen per feit zal opsommen welke bewijsmiddelen aan een eventuele bewezenverklaring ten grondslag liggen.
6.3
Gebruik verklaringen medeverdachten in het algemeen
Een rode draad in de verweren van de verdediging in de onderhavige zaak en in de zaken van de medeverdachten is dat het hof de verklaringen van de medeverdachten niet voor het bewijs kan bezigen, nu deze – kort gezegd – een motief kunnen hebben om belastend te verklaren over de ander, zoals zichzelf ontlasten of het nemen van wraak.
Het hof is het eens met de verdediging dat dergelijke verklaringen met de nodige behoedzaamheid moeten worden benaderd en dat motieven voor onwaarheden grondig getoetst moeten worden, maar verbindt daaraan – anders dan de verdediging – niet de conclusie dat deze verklaringen op voorhand niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Indien er voldoende steunbewijs voorhanden is, waardoor de afgelegde en betwiste verklaring van een medeverdachte verankering vindt in andere los van die verklaring(en) bestaande bewijsmiddelen, kunnen ook verklaringen van medeverdachten worden gebruikt voor het bewijs. Dit betekent dat het hof ook in de onderhavige zaak verklaringen van medeverdachten voor het bewijs zal bezigen, voor zover deze voldoende verankerd zijn in andere bewijsmiddelen.

7.Vrijspraak feit 2 primair

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde als medepleger heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8.Bewijsoverwegingen

8.1
Feit 1
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] onbetrouwbaar zijn, waardoor deze niet voor het bewijs mogen worden gebezigd. Het hof is een ander oordeel toegedaan en zal deze verklaringen wel voor het bewijs gebruiken. Het hof is om de navolgende redenen tot verwerping van de verweren van de verdediging gekomen.
8.1.1
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 1]
heeft een belastende verklaring afgelegd voor verdachte. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar is, omdat deze een motief heeft en verdachte pas beschuldigt op het moment dat hij zelf wordt beschuldigd.
Met inachtneming van hetgeen hierboven onder 6.3 is overwogen, reageert het hof als volgt op het verweer van de verdediging.
Het hof passeert dit verweer. De verklaring van [medeverdachte 1] wordt betrouwbaar geacht, nu deze verklaring wordt ondersteund door een andere bewijsmiddel, te weten – naast de aangiften – de verklaring van [medeverdachte 8]. Daarnaast gaat de redenering van de raadsman niet op, nu [medeverdachte 1] reeds voordat hij vernam dat verdachte hem had beschuldigd op 31 mei 2012 aan [medeverdachte 8] had medegedeeld dat verdachte betrokken was bij het onder 1 ten laste gelegde. Hieruit blijkt dus niet dat [medeverdachte 1] verdachte pas heeft beschuldigd op het moment dat hij zelf werd beschuldigd door verdachte. Het verweer van de verdediging wordt verworpen, het hof acht de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar en zal deze voor het bewijs gebruiken.
8.1.2
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 8]
Door de verdediging is het gebruik van de verklaring van [medeverdachte 8] als bewijsmiddel betwist, met name omdat [medeverdachte 8] bij de raadsheer-commissaris op zijn verklaring is teruggekomen.
Met inachtneming van hetgeen hierboven onder 6.3 is overwogen, reageert het hof als volgt op het verweer van de verdediging.
[medeverdachte 8] is door politie meerdere malen, in eerste aanleg ten overstaan van de rechter-commissaris en tijdens de procedure in hoger beroep door de raadsheer-commissaris gehoord. [medeverdachte 8] is bij de raadsheer-commissaris op onderdelen teruggekomen op zijn eerder afgelegde verklaringen, met name in die zin dat hij niet langer volhoudt dat hij niet van medeverdachte [medeverdachte 1] zelf heeft gehoord van diens betrokkenheid en die van anderen, maar via via. Zo zou [medeverdachte 7] [medeverdachte 8] hebben verteld over de overval op de [supermarkt 2] in [plaats 3]. [medeverdachte 7] heeft dit ten overstaan van de raadsheer-commissaris evenwel stellig ontkend. De reden dat [medeverdachte 8] anders heeft verklaard dan aanvankelijk bij de politie zou er volgens [medeverdachte 8] zijn verklaring ten overstaan van de raadsheer-commissaris in zijn gelegen dat [medeverdachte 1] hem erbij zou hebben gelapt terzake een brandstichting. Uit het dossier blijkt evenwel dat [medeverdachte 8] niet eerder dan op 31 mei 2012 hoort dat [medeverdachte 1] hem bij dat feit betrekt, terwijl [medeverdachte 8] reeds op 29 mei 2012 (spontaan) belastend over medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard. Het hof hecht daarom meer waarde aan de oorspronkelijke belastende verklaring van [medeverdachte 8], te meer nu deze verklaring wordt ondersteund (verankerd) door een tweede bewijsmiddel, te weten de verklaring van [medeverdachte 1]. Derhalve wordt het betrouwbaarheidsverweer van de verdediging verworpen en acht het hof zich vrij om de oorspronkelijke voor verdachte belastende verklaring van [medeverdachte 8] te gebruiken voor het bewijs.
8.1.3
Bewezenverklaring
Het hof komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegd, op basis van de verklaringen aangaande de betrokkenheid van verdachte bij dit delict van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8]. Daarnaast weegt het hof in het kader van de overtuiging dat verdachte zelf wisselende en niet-consistente verklaringen heeft afgelegd over zijn verblijfplaats ten tijde van het delict.
8.2
Feit 2 subsidiair
Voor een bewezenverklaring van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde – medeplichtigheid aan poging tot afpersing in vereniging – is het zogenoemde dubbel opzet vereist. Verdachte moet opzet hebben gehad op zowel het gronddelict, als op de deelneming. Het hof begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat hij beide vormen van opzet betwist, met name nu verdachte niet zou hebben geweten dat de auto gebruikt zou worden bij de overval (specifiek) op de [supermarkt 2] te [plaats 7]. Dit verweer wordt verworpen, nu uit wettige en overtuigende bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zijn medewerking heeft verleend aan het stelen van de Fiat Cinquecento, terwijl hij wist dat die auto gebruikt ging worden bij een overval te [plaats 7]. Dat verdachte niet heeft geweten dat specifiek de [supermarkt 2] zou worden overvallen, doet aan het voorgaande niet af. Het hof komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
8.3
Criminele organisatie
De raadsman heeft betwist dat er sprake was van een criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte. Voor zover de raadsman daartoe heeft aangevoerd dat er geen hiërarchische verhouding bestond, dan wel een systeem van beloningen en straffen of handhaving van macht, worden deze verweren onbesproken gelaten, nu dit geen juridische vereisten zijn om te komen tot een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie.
Voorts heeft de raadsman betwist dat er sprake was van enige duurzaamheid of structuur, dat er sprake was van deelneming door verdachte aan de organisatie en dat er sprake was een oogmerk tot het plegen van misdrijven.
Het hof overweegt het volgende. Om te kunnen spreken van een criminele organisatie is vereist dat er een samenwerkingsverband bestond met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en ten minste één andere persoon. Een zekere bestendigheid van de organisatie is vereist. Naar het oordeel van het hof blijkt – zoals ook reeds verwoord onder 6.2 – met name uit de OVC gesprekken, tapgesprekken en observaties dat verdachte met zijn medeverdachten sprak over overval gerelateerde zaken. Daarbij is een overval en medeplichtigheid daaraan daadwerkelijk door verdachte en medeverdachten verricht. Uit deze bronnen, die in een later stadium bij een eventuele aanvulling van de bewijsmiddelen zullen worden opgenomen, leidt het hof af dat er wel degelijk sprake was van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur.
Ten aanzien van de deelneming gelden twee algemene voorwaarden, te weten 1) men moet behoren tot de organisatie en 2) men moet een aandeel hebben, dan wel ondersteunen, gedragingen die strekken of rechtsreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Hierbij is niet vereist dat er wordt deelgenomen aan (alle) misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is verricht, noch dat de verdachte heeft samengewerkt met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Deelneming behelst voorts opzet, dat uiteen valt in twee delen, te weten 1) de betrokkene moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (onvoorwaardelijk opzet) en 2) de betrokkene hoeft geen wetenschap/opzet te hebben gehad op de door de criminele organisatie beoogde misdrijven.
Toetsend aan deze criteria, is het hof van oordeel dat er ten aanzien van verdachte wel degelijk sprake was van deelneming aan de criminele organisatie. Verdachte behoorde tot de organisatie, had wetenschap van het oogmerk van de organisatie en was betrokken bij en had een aandeel in gedragingen die rechtsreeks verband hielden met het oogmerk van de organisatie.
Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake was van het oogmerk op het plegen van misdrijven. Het oogmerk betreft het naaste doel, datgene dat men zich als gewild voorstelt. Indicatie voor het bestaan van dit oogmerk zijn in de eerste plaats de gepleegde misdrijven. Gelet op de bewezenverklaring van betrokkenheid van twee van deze misdrijven en verdachtes bekentenis ten aanzien van de ad informandum gevoegde feiten, acht het hof het oogmerk om die redenen reeds bestaand.
Gelet op het voorgaande worden de verweren van de verdediging verworpen en komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.

9.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 11 januari 2012 in [plaats 2], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [slachtoffer 1], medewerkers van casino [benadeelde 10], heeft gedwongen tot de afgifte van 4.827 euro, toebehorende aan casino [benadeelde 10], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- voorzien van enige vorm van hoofdbedekking om herkenning te voorkomen, het casino zijn binnengegaan en
- die [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes hebben getoond en
- het glas van de kassaruimte met een moker hebben ingeslagen en
- die [benadeelde 1] hebben geslagen en
- hebben geroepen: `Overval, overval, meer geld’ en `Ik maak jullie dood, maak die kluis open, ik wil meer geld’ en
- tegen die [benadeelde 1] hebben gezegd dat zij de politie niet mocht bellen, omdat zij anders zou worden neergestoken;
2 subsidiair:
[medeverdachte 1] en een andere medeverdachte op 11 april 2012 te [plaats 7], ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en die andere medeverdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3], medewerker van supermarkt [supermarkt 2] en [slachtoffer 4], te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, toebehorende aan de supermarkt [supermarkt 2] of [slachtoffer 5],
- voorzien van enige vorm van hoofdbedekking om herkenning te voorkomen, in de vroege ochtend naar voornoemde [supermarkt 2] zijn gegaan en
- [slachtoffer 4] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes hebben gedwongen om de supermarkt in te gaan en
- [slachtoffer 3], onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes hebben getracht te bewegen de kluis te openen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk voorgenomen misdrijf verdachte in de periode van 9 tot en met 10 april 2012 te Nederland opzettelijk middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door met
- voornoemde [medeverdachte 1] in de omgeving van voornoemde [supermarkt 2] in [plaats 7] voorverkenningen te doen en
- met voornoemde [medeverdachte 1] een Fiat Cinquecento in [plaats 9] weg te nemen en deze Fiat vervolgens in [plaats 7] klaar te zetten om te gebruiken bij het voorgenomen misdrijf;
3:
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 april 2012 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en[medeverdachte 4] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in
vereniging plegen van afpersingen en/of diefstallen met geweld van
medewerkers van supermarkten of casino's en het plegen van diefstallen
met braak/inklimming of verbreking van auto's en in horecagelegenheden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

10.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

11.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

12.Strafoverwegingen

12.1
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval, medeplichtigheid aan een poging daartoe en aan deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van overvallen. Het is evident dat verdachte hiermee een inbreuk heeft gemaakt op zowel de lichamelijke integriteit als op de eigendomsrechten van de betrokkenen. Blijkens de diverse zich in het dossier bevindende slachtofferverklaringen hebben dergelijke traumatische ervaringen langdurige gevolgen, waarbij het herbeleven van het incident en het dagelijks leven met angsten veelgehoorde terugkomende beschrijvingen zijn van het leed dat de slachtoffers is aangedaan.
Ook in breder verband hebben de handelingen van verdachte beroering veroorzaakt in de regio waar de overvallen plaatsvonden, onder meer door de georganiseerdheid van de overvallen, het toegepaste geweld en het wapengebruik. Het hof rekent het verdachte aan dat hij één van de verantwoordelijken voor deze beroering was en dat hij zijn handelingen kennelijk en alleen heeft verricht vanuit het oogpunt van eigen geldelijk gewin. Alle emoties die zijn veroorzaakt bij alle slachtoffers in deze zaak, zijn door verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen persoonlijke belang.
Gelet op verdachte justitiële verleden, zoals blijkt uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 augustus 2014, is verdachte eerder in aanraking gekomen met justitie.
Gelet op het voorgaande – in onderling verband in samenhang bezien – acht het hof met de advocaat-generaal een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden. Gelet op de ernst en de veelheid van de feiten, waarbij de hieronder onder 13 opgesomde ad-informandum feiten eveneens worden meegewogen, is een lagere straf niet aan de orde.
12.2
Undue delay
Het hof constateert ambtshalve dat er een periode langer dan 16 maanden is verstreken tussen het instellen van het hoger beroep door of namens de destijds gedetineerde verdachte en de datum waarop het onderhavige arrest wordt uitgesproken. Volstaan wordt echter met een constatering van deze relatief beperkte overschrijding van om en nabij de 4 maanden, nu deze overschrijding mede het gevolg is geweest van de omvangrijkheid van de zaak en de uitgevoerde onderzoekswensen van de zijde van de verdediging. Er zullen derhalve geen rechtsgevolgen worden verbonden aan de overschrijding.

13.Ad informandum gevoegde feiten

Zoals hierboven onder 12.1 vermeld zijn bij de strafoplegging de 4 op de aanvulling van de dagvaarding vermelde ad informandum gevoegde feiten meegewogen. Deze kunnen derhalve als afgedaan worden beschouwd. Het gaat om de volgende feiten:
Diefstal in vereniging met braak en een valse sleutel van een Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken] vanaf [straat] te [plaats11] op of omstreeks 6 april 2012.
Diefstal in vereniging met braak en een valse sleutel van een Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken] vanaf het [straat] te [plaats 8] op of omstreeks 6 april 2012.
Diefstal in vereniging met braak in Poolcentrum [plaats11] gelegen aan [adres] te [plaats11] op of omstreeks 7 april 2012.
Diefstal in vereniging met braak en een valse sleutel van een Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken] vanaf de [straat] te [plaats 9] op of omstreeks 9 april 2012.

14.Bevel gevangenneming

Verdachte wordt bij dit arrest veroordeeld voor een gewapende overval, medeplichtigheid aan een poging daartoe en deelname aan een criminele organisatie. Deze feiten zijn zodanig ernstig en schokken de rechtsorde, dat onaanvaardbaar is dat verdachte zijn eventuele verdere berechting in vrijheid mag afwachten. Om die reden wordt de gevangenneming van verdachte bevolen.

15.Benadeelde partijen

15. 1 Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich opnieuw gevoegd in het geding in hoger beroep. De vordering bedraagt € 6.075,88.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet inhoudelijk gemotiveerd betwist en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 6.075,88. Verdachte is hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. De verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
15.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.126,01. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De raadsman heeft deze vordering betwist door te stellen dat hij betwist dat het casino niet BTW-plichtig is en door erop te wijzen dat het gangbaar is voor een dergelijke onderneming om zich te verzekeren tegen overvallen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden zoals gesteld in het schadevergoedingsverzoek. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
15.3
Ad informandum gevoegde feit, vordering van de benadeelde partij [benadeelde 29]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,00. De benadeelde partij heeft zich opnieuw gevoegd in het geding in hoger beroep.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 als ad informandum meegewogen feit: ‘diefstal in vereniging met braak en valse sleutel van een Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken] vanaf het [straat] te [plaats 8] op of omstreeks 6 april 2012 rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen. De verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

16.Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de Kinderrechter te Assen van 3 november 2010 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 25 uren, parketnummer 19-700157-10. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Het hof wijst deze vordering af, nu het niet opportuun wordt geacht dat verdachte na ommekomst van zijn langdurige gevangenisstraf nog een werkstraf dient te verrichten.

17.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 48, 57, 140, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van feit 1.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.075,88 (zesduizend vijfenzeventig euro en achtentachtig cent) bestaande uit € 1.075,88 (duizend vijfenzeventig euro en achtentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van € 6.075,88 (zesduizend vijfenzeventig euro en achtentachtig cent) bestaande uit € 1.075,88 (duizend vijfenzeventig euro en achtentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 (vijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 13.126,01 (dertienduizend honderdzesentwintig euro en één cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10], een bedrag te betalen van
€ 13.126,01 (dertienduizend honderdzesentwintig euro en één cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 29]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 29] ter zake van het onder 10 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 29], een bedrag te betalen van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 (elf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Assen van 5 november 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Assen van 3 november 2010, parketnummer 19-700157-10, voorwaardelijk opgelegde 25 uren werkstraf.
Beveelt de
gevangennemingvan verdachte.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. van Krugten, griffier,
en op 5 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O. Anjewierden en mr. S.G.H. van Krugten zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.