Uitspraak
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
de partners van partijen verschenen: [A] (partner van de moeder) en [B] (partner van de vader). Van deze comparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
Hij is bereid om, in afwachting van een terugverhuizing van de moeder naar [plaats], [kind] meer bij hem te laten verblijven, zo nodig met inschakeling van buitenschoolse opvang.
Zij verkeerden in de veronderstelling dat zij met de vader tot overeenstemming zouden komen over de verhuizing, zodat zij niet het gevoel hadden met deze beslissingen een risico te nemen. Zij maken zich zorgen over hoe het verder moet wanneer het hof mocht beslissen dat de moeder niet met [kind] mocht verhuizen.
Dit legde op de moeder een verzwaarde verantwoordelijkheid om zich ervan te vergewissen dat de vader geen bezwaar had tegen een verhuizing naar buiten [plaats]. De vader had en heeft een gerechtvaardigd belang om niet akkoord te gaan met een verhuizing naar buiten [plaats], omdat dit zijn betrokkenheid bij [kind] in aanzienlijke mate belemmert. Met name de meer dagelijkse betrokkenheid, die bij het handhaven van een gezamenlijke woonplaats mogelijk is, kan niet voortduren wanneer er een zodanig grote afstand tussen de woonplaatsen bestaat dat het sociale leven van het kind zich naar buiten [plaats] verplaatst, zoals bij een verhuizing naar [woonplaats] onvermijdelijk het geval is. Dit gemis kan - zeker gezien de afspraken die partijen bij hun uiteengaan hebben gemaakt - niet gecompenseerd worden met meer of langere omgang, nog daargelaten dat uitbreiding van omgang bij een schoolgaand kind niet of nauwelijks mogelijk is, uitgaande van de thans bestaande regeling.
Het hof gaat er van uit dat de moeder en haar partner ook in [plaats] een woning en woonomgeving moeten kunnen vinden die voor hen betaalbaar en qua sfeer aanvaardbaar is. Aldus moet in voldoende mate aan het welbevinden van de moeder tegemoet worden gekomen, zodat [kind] daarvan geen nadelige gevolgen behoeft te ondervinden.
ter comparitie ook aan de orde gesteld is, is het niet de bedoeling dat de vader de moeder thans dwingt om op zeer korte termijn terug te verhuizen naar [plaats]; de vader heeft ook laten blijken dat in te zien. Dat zou tot te grote spanningen en kosten leiden en dat acht het hof in strijd met de belangen van [kind]. De moeder en haar partner dienen wel voortvarend tot verkoop (of verhuur) van het huis in [woonplaats] over te gaan, dan wel op andere wijze er in te voorzien dat zij (althans [kind] en de moeder) binnen negen maanden na heden weer in [plaats] wonen. In de tussentijd dient naar het oordeel van het hof de thans bestaande praktische gang van zaken ten aanzien van de schoolgang van [kind] en haar contact met de vader te worden gecontinueerd. Dit alles laat overigens onverlet dat partijen in goed overleg nog steeds tot een andere oplossing van dit geschil kunnen komen. Wellicht ontstaat daarvoor ruimte nu voor de vader duidelijk wordt dat de moeder (en haar partner) in beginsel de zure vruchten van haar/hun onvoldoende doordachte beslissing hebben te plukken.
3.De slotsom
4.De beslissing
mr. A.W. Jongbloed, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
4 september 2014 in bijzijn van de griffier.