ECLI:NL:GHARL:2014:6888

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
ks 21-003083-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs en strafmaat bij betrokkenheid in meerdere overvallen en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Assen. De verdachte was betrokken bij drie overvallen op supermarkten en werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft de bewezenverklaring van de betrokkenheid bij de overvallen vastgesteld, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden werd eveneens toegewezen. Het hof heeft de vrijspraak van de verdachte voor een aantal feiten bevestigd, maar kwam tot een andere bewijsbeslissing dan de rechtbank. De verdachte had eerder een straf uitgezeten voor een overval en zijn recidive speelde een belangrijke rol in de strafmaat. Het hof heeft ook de verzoeken van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen. De zaak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de georganiseerde aard van de misdrijven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummers: 21-003083-13 en 19-810087-10 (tul)
Uitspraak d.d.: 5 september 2014
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 28 december 2012 met parketnummer 19-810134-12 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 19-810087-10, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
niet ingeschreven staand in de GBA en thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

1.Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Ontvankelijkheid hoger beroep verdachte

Voor zover de verdachte hoger beroep heeft willen instellen tegen de vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, kan hij daarin niet worden ontvangen. Doordat het openbaar ministerie eveneens hoger beroep heeft ingesteld, is het feit wel aan de orde in hoger beroep.

3.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 23 oktober 2013 en 21 en 22 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en tot een beslissing ten aanzien van de benadeelde partijen, met inachtneming van de kanttekeningen die de advocaat-generaal in zijn op schrift gestelde requisitoir daaromtrent heeft gemaakt. Deze eveneens op schrift gestelde vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W. Hendrickx, naar voren is gebracht.
4. Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

5.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na aanvulling van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 24 april 2012 in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld personeel van supermarkt [supermarkt], gelegen aan de [adres] te [plaats 1], te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [supermarkt], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
  • afspraken heeft gemaakt over de uitvoering van het voorgenomen misdrijf en/of de verdeling van de buit en/of
  • vroeg in de ochtend, althans voor openingstijd, naar voornoemde [supermarkt] is gegaan voorzien van donkere kleding en/of bivakmutsen en/of een of meerdere mes(sen) en/of (duct)tape en/of
  • zich heeft verstopt in het struikgewas met zicht op de personeelsingang, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 23 tot en met 24 april 2012 in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf, te weten afpersing en/of diefstal met geweld van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan de [supermarkt], gelegen aan de [adres] te [plaats 1], opzettelijk donkere kleding en/of bivakmutsen en/of messen en/of (duct)tape, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van die misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2:
hij op of omstreeks 20 januari 2012 in [plaats 3], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], medewerkers van supermarkt [supermarkt 2], althans een ander of anderen heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 12.500 euro, althans een hoeveelheid geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde 2] en/of supermarkt [supermarkt 2], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
  • voorzien van (een) (bivak)muts(en) en/of capuchon(s), althans enige vorm van (hoofd)bedekking om herkenning te voorkomen, die [supermarkt 2] is/zijn binnengegaan en/of
  • die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5], medewerker(s) van voornoemd bedrijf, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes en/of een moker/hamer heeft/hebben getoond en/of heeft/hebben vastgebonden met tie-rips;
3:
hij op of omstreeks 20 februari 2012 in [plaats 4], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 9.400 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een of meerdere mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [supermarkt] en/of toen en daar aanwezige medewerkers van [supermarkt], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of overige toen en daar aanwezige medewerkers van [supermarkt], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
EN/OF
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of overige toen en daar aanwezige medewerkers van supermarkt [supermarkt], heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 9.400 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een of meerdere mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [supermarkt] en/of die medewerkers, althans aan een ander of anderen dan aan verdachteen of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte/of zijn mededaders
- voorzien van (een) (bivak)muts(en) en/of capuchon(s), althans enige vorm van (hoofd)bedekking om herkenning te voorkomen, die [supermarkt] zijn binnengegaan en/of
- voornoemde [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of overige toen en daar aanwezige medewerkers van voornoemd bedrijf een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes hebben getoond en/of hebben vastgebonden met tape;
4:
hij op of omstreeks 6 maart 2012 in [plaats 5], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 16.000 euro, althans een hoeveelheid geld en/of bier en/of een portemonnee en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [supermarkt 2] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
EN/OF
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 9], althans een ander of anderen, heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 16.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [supermarkt 2] en/of [benadeelde 8], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- voorzien van (een) (bivak)muts(en) en/of capuchon(s), althans enige vorm van (hoofd)bedekking om herkenning te voorkomen, op die [benadeelde 9] is/zijn afgerend en/of
- tegen die [benadeelde 9] heeft/hebben gezegd: 'naar binnen, schakel het alarm uit, geen geintjes anders maken we je hartstikke dood', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- hoorbaar voor die [benadeelde 9] heeft/hebben geroepen: 'vastbinden of doodschieten?' en/of
- die [benadeelde 9] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes en/of een hamer heeft/hebben getoond en/of
- die [benadeelde 9] heeft/hebben vastgebonden met tape;
5:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 april 2012 in de gemeente [gemeente 1] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (tezamen en in vereniging) plegen van afpersingen en/of diefstallen met geweld van/tegen medewerkers van supermarkten en/of casino's, althans van/tegen andere personen dan verdachte en/of zijn mededaders en/of het plegen van diefstallen met braak/inklimming of verbreking van auto's en/of in horecagelegenheden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Algemene bewijsoverwegingen

De verdediging heeft enkele verweren gevoerd die feitoverstijgend van aard zijn. Voorts hecht het hof eraan ambtshalve enkele opmerkingen te maken. Om die redenen worden op deze plek enkele algemene bewijsoverwegingen weergegeven, waarbij voor zover mogelijk aansluiting is gezocht bij hetgeen de rechtbank hieromtrent reeds heeft overwogen.
6.1
Modus operandi
Uit het dossier komt naar voren dat ten behoeve van de opsporing veelvuldig wordt verwezen naar de beschrijvingen van de daders betreffende de gedragen kleding, hun lichaamsbouw en de wijze van voortbewegen. Ook is aandacht besteed aan de wijze waarop de daders hun wapens vasthouden. Zowel aangevers, getuigen als medeverdachten hebben hierover verklaringen afgelegd. Met de rechtbank wordt geconstateerd dat uit de op deze punten afgelegde verklaringen niet een eenduidig beeld van dader/daders naar voren komt in die zin dat deze onomstotelijk zijn te koppelen aan de verdachte in de onderhavige zaak. Het hof zal daarom de verklaringen dan wel hetgeen de politie ten aanzien van voornoemde punten heeft gerelateerd buiten de bewijsvoering laten.
De politie heeft voorts aandacht besteed aan de modus operandi van met name de overvallen op het casino in [plaats 2]en de overvallen op de supermarkten. De politie duidt dan met name op het gebruik van een pistool, mes en hamer en het al dan niet vastbinden van supermarktmedewerkers. Het hof acht deze modus operandi onvoldoende specifiek om als zogenoemd schakelbewijs te gebruiken. Dat leidt er toe dat van de tenlastegelegde overvallen afzonderlijk moet worden vastgesteld of deze wettig kunnen worden bewezen en of het hof door die bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het betreffende ten laste gelegde feit heeft begaan.
6.2
OVC gesprekken
Niettegenstaande het vorengaande, laat het hof bij de weging van de hierna per overval besproken bewijsmiddelen meewegen dat uit een aantal bronnen, met name de OVC gesprekken, observaties en tapgesprekken, blijkt van betrokkenheid in het algemeen van verdachte bij (de voorbereiding van) overvallen.
Het hof acht hierbij van belang de inhoud van de OVC gesprekken gevoerd in de periode van 16 april 2012 tot en met 23 april 2012, waaruit blijkt dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] op zoek is naar supermarkten om te overvallen en waarin wordt gesproken over manieren waarop de overvallen kunnen worden gepleegd of eerder zijn gepleegd.
Het hof weegt voor het bewijs ten aanzien van verdachte nog mee de observaties gedurende de periode van 19 tot en met 22 maart 2012. Verdachte en [medeverdachte 4] houden zich kort voor en na sluitingstijd op opvallende wijze op bij de personeelsingang van verschillende supermarkten en hebben op geen enkele wijze een steekhoudende verklaring gegeven voor hun gedrag. Het hof houdt het ervoor dat zij kennelijk doende waren met het voorverkennen van supermarkten in verband met het plegen van overvallen.
Het voorgaande neemt niet weg dat het hof in mogelijk later op te maken aanvulling van de bewijsmiddelen per feit zal opsommen welke bewijsmiddelen aan een eventuele bewezenverklaring ten grondslag liggen.
6.3
Gebruik verklaringen medeverdachten in het algemeen
Een rode draad in de verweren van de verdediging in de onderhavige zaak en in de zaken van de medeverdachten is dat het hof de verklaringen van de medeverdachten niet voor het bewijs kan bezigen, nu deze – kort gezegd – een motief kunnen hebben om belastend te verklaren over de ander, zoals zichzelf ontlasten of het nemen van wraak. De raadsman van verdachte plaatst dit verweer daarnaast tegen de achtergrond van bijvoorbeeld de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Vidgen tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071.
Het hof is het eens met de verdediging dat dergelijke verklaringen met de nodige behoedzaamheid moeten worden benaderd en dat motieven voor onwaarheden grondig getoetst moeten worden, maar verbindt daaraan – anders dan de verdediging – niet de conclusie dat deze verklaringen op voorhand niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Indien er voldoende steunbewijs voorhanden is, waardoor de afgelegde en betwiste verklaring van een medeverdachte verankering vindt in andere los van die verklaring(en) bestaande bewijsmiddelen, kunnen ook verklaringen van medeverdachten – zij het met gepaste terughoudendheid – worden gebruikt voor het bewijs. Dit betekent dat het hof ook in de onderhavige zaak verklaringen van medeverdachten voor het bewijs zal bezigen, voor zover deze voldoende verankerd zijn in andere bewijsmiddelen. De door de raadsman aangevoerde Europeesrechtelijke argumenten maken dit niet anders.
6.4
Gebruik verklaring [medeverdachte 3]
6.4.1
Betrouwbaarheid
Door de verdediging is betoogd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu [medeverdachte 3] dingen niet zeker weet en bij de politie zelf elementen zou hebben ingevuld. Dit speelt met name bij feit 2. Het hof vat dit standpunt van de verdediging op als een betrouwbaarheidsverweer.
Met inachtneming van hetgeen hierboven onder 5.3 is overwogen, reageert het hof als volgt op het verweer van de verdediging.
Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 3] op onderdelen wisselende verklaringen heeft afgelegd, met name over zijn eigen rol in het geheel. Dit maakt zijn verklaringen evenwel niet in het algemeen onbetrouwbaar. De verklaring van [medeverdachte 3] zal enkel worden gebruikt wanneer deze steun vindt (verankerd is) in de verklaring van een ander. Bij feit 2 is er een andere getuige die de kern van de verklaring van [medeverdachte 3] bevestigt, te weten [medeverdachte 8]. Om die reden acht het hof zich vrij om de verklaring van [medeverdachte 3] ten aanzien van dit feit te gebruiken voor het bewijs.
6.4.2
Vidgen
De raadsman stelt zich – tegen de achtergrond van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Vidgen tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012) – op het standpunt dat de verklaring van [medeverdachte 3] dient te worden uitgesloten van de eventuele bewijsvoering, nu [medeverdachte 3] zich bij het verhoor door de raadsheer-commissaris op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De verdediging is daardoor niet in de gelegenheid geweest [medeverdachte 3] te ondervragen.
De gevallen, waarin het EHRM heeft uitgemaakt dat de vruchten van een in het opsporings-onderzoek afgelegde getuigenverklaring van het bewijs dienen te worden uitgesloten omdat de verdediging niet in enig stadium van het geding in de gelegenheid is geweest haar ondervragingsrecht uit te oefenen, betreffen zaken waarin een bewezenverklaring alleen of in beslissende mate ('sole or to a decisive degree') berust op de verklaring van die getuige. Dit is hieronder niet aan de orde, nu er naast de verklaring van [medeverdachte 3] ander bewijs aanwezig is, zoals zal blijken uit de te bezigen bewijsmiddelen, die zullen worden opgenomen in een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest. Van schending van de door het EHRM ontwikkelde 'sole or decisive-rule' is dan ook geen sprake.
6.5
Gebruik verklaring [medeverdachte 8]
Door de verdediging is het gebruik van de verklaring van [medeverdachte 8] als bewijsmiddel betwist, nu deze verklaring van zeer weinig gewicht zou zijn, [medeverdachte 8] belang had bij het belasten van een ander en [medeverdachte 8] bij de raadsheer-commissaris op zijn verklaring is teruggekomen.
Met inachtneming van hetgeen hierboven onder 5.3 is overwogen, reageert het hof als volgt op het verweer van de verdediging.
[medeverdachte 8] is door politie meerdere malen, in eerste aanleg ten overstaan van de rechter-commissaris en tijdens de procedure in hoger beroep door de raadsheer-commissaris gehoord. [medeverdachte 8] is bij de raadsheer-commissaris op onderdelen teruggekomen op zijn eerder afgelegde verklaringen, met name in die zin dat hij niet langer volhoudt dat hij niet van medeverdachte [medeverdachte 1] zelf heeft gehoord van diens betrokkenheid en die van anderen, maar via via. Zo zou [medeverdachte 7] [medeverdachte 8] hebben verteld over de overval op de [supermarkt 2] in [plaats 3]. [medeverdachte 7] heeft dit ten overstaan van de raadsheer-commissaris evenwel stellig ontkend. De reden dat [medeverdachte 8] anders heeft verklaard dan aanvankelijk bij de politie zou er volgens [medeverdachte 8] zijn verklaring ten overstaan van de raadsheer-commissaris in zijn gelegen dat [medeverdachte 1] hem erbij zou hebben gelapt terzake een brandstichting. Uit het dossier blijkt evenwel dat [medeverdachte 8] niet eerder dan op 31 mei 2012 hoort dat [medeverdachte 1] hem bij dat feit betrekt, terwijl [medeverdachte 8] reeds op 29 mei 2012 (spontaan) belastend over medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard. Het hof hecht daarom meer waarde aan de oorspronkelijke belastende verklaring van [medeverdachte 8], te meer nu deze verklaring wordt ondersteund (verankerd) door een tweede los van de verklaring van [medeverdachte 8] tot stand gekomen bewijsmiddel, te weten – met betrekking tot feit 2 – de verklaring van [medeverdachte 3]. Dat de verklaring van [medeverdachte 8] van weinig gewicht zou zijn of dat [medeverdachte 8] belang had bij het belasten van een ander vermag het hof – zonder nadere motivering – niet, evenmin ambtshalve, in te zien. Derhalve wordt het betrouwbaarheidsverweer van de verdediging verworpen en acht het hof zich vrij om de oorspronkelijke voor verdachte belastende verklaring van [medeverdachte 8] te gebruiken voor het bewijs.

7.Vrijspraak ter zake van feit 1 primair

Aan verdachte is onder 1 primair een poging tot afpersing van het aanwezige personeel van een AH supermarkt te [plaats 1] ten laste gelegd. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de handelingen van verdachte en zijn mededaders van dien aard zijn, dat kan worden gesproken van een begin van uitvoering van voornoemd delict. In het onderhavige geval kan naar het oordeel van het hof – nu verdachte en zijn mededaders, weliswaar voorzien van tape, messen en bivakmutsen, enkel in de bosjes buiten de supermarkt hebben gewacht – nog niet worden gesproken van een begin van uitvoering van afpersing (in vereniging). Gelet daarop is er van een poging geen sprake en zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Onder 1 subsidiair wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen van voornoemde overval te [plaats 1]. Het hof komt tot een bewezenverklaring van dit feit. Verdachte heeft dit feit ook bekend.

8.Vrijspraak ter zake van feit 3

Onder 3 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing dan wel beroving van het aanwezige winkelpersoneel van de supermarkt [supermarkt] te [plaats 4]. Vooropgesteld dient te worden dat vaststaat dat dit delict daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en dat dit zonder meer een diep ingrijpende ervaring is geweest voor het aanwezige winkelpersoneel. Vraag is of verdachte voor deze overval verantwoordelijk kan worden gesteld. Het hof is van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat verdachte bij de overval betrokken is geweest. Het benodigde wettig en overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt evenwel. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat de uitlatingen die zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1], bijna twee maanden na deze overval heeft gedaan in een opgenomen gesprek over “een overval waarbij ’30 man’ werd gegijzeld”, te weinig specifiek en niet voldoende congruent met de aangifte is om mede als bewijs van deze overval tegen verdachte te kunnen worden gebruikt. Het alsdan in het dossier resterende bewijs is onvoldoende om tot een wettig en overtuigende bewezenverklaring te komen

9.Bewijsoverwegingen

9.1
Feit 2 – [supermarkt 2] te [plaats 3]
Anders dan de rechtbank, die verdachte in eerste aanleg heeft vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde delict, komt het hof tot een bewezenverklaring.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 het gebruik van de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] betwist. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder 6.4 en 6.5. worden deze verweren verworpen en bezigt het hof deze verklaringen voor het bewijs ten aanzien van feit 2. Er wordt tot een bewezenverklaring gekomen van het onder 2 ten laste gelegde.
9.2
Feit 4 – [supermarkt 2] te [plaats 5]
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde. Het hof komt tot een bewezenverklaring van dit delict. Anders dan de verdediging acht het hof het OVC gesprek d.d. 19 april 2012 wel bruikbaar voor het bewijs. In dit gesprek spreekt verdachte met zijn broer – [medeverdachte 1] – over de voorbereiding van een overval. [medeverdachte 1] refereert op dat moment aan de eerdere overval in [plaats 5], waarbij ook iemand aan de achterkant van de winkel zou zijn benaderd. Dit past zowel qua pleegplaats als qua werkwijze bij het delict dan aan verdachte onder 5 ten laste is gelegd. Gelet op de context en inhoud van het gehele gesprek, is duidelijk dat verdachte begrijpt wat er door [medeverdachte 1] wordt bedoeld en bevestigt hij daarmee impliciet de gestelde werkwijze en zijn betrokkenheid. Dit maakt dat het van oordeel is dat er – met de aangiftes – voldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
De raadsman heeft gelijk waar hij stelt dat niet alles wat gezegd is verstaanbaar is geweest. Het hof constateert dat de verbalisanten telkens hebben opgetekend wanneer een woord onverstaanbaar was. Daarmee hebben verbalisanten niet gegokt of ingevuld. Niet valt in te zien waarom de weergave van hetgeen zij wel hebben verstaan onbetrouwbaar zou zijn. Het hof kent betekenis toe aan het feit dat hetgeen is opgetekend als begrijpelijke en consistente onderdelen van verschillende gesprekken kan worden beschouwd. Ten slotte stelt het hof vast dat de auto waarin verdachte, zijn broer en [medeverdachte 5] zaten ten tijde van de gesprekken waarvan verslag is gedaan, werd geobserveerd, hetgeen betekent dat kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachten deelnemers zijn geweest van de in die auto op dat moment gevoerde gesprekken. Aldus zijn de uithoorders van het gesprek op de hoogte geweest van de personen die het gesprek voerden.
Concluderend: de verweren van de verdediging worden verworpen, het betwiste OVC gesprek wordt voor het bewijs gebezigd en er wordt tot een bewezenverklaring gekomen van het onder 4 ten laste gelegde.
9.3
Feit 5 – Criminele organisatie
De raadsman heeft in het kader van een verzoek om vrijspraak van feit 5 – naast dat er sprake is van onvoldoende bewijs – aangevoerd dat verdachte “bij gebrek aan wetenschap” betwist dat hij heeft deelgenomen aan de OVC gesprekken, “zodat deze ook in dat verband niet op hem kunnen slaan.” Dit verweer wordt verworpen. Ten aanzien van de gesprekken die door het hof als bewijs zullen worden gebruikt, is de auto waarin verdachte en anderen zaten ten tijde van het gesprek geobserveerd, hetgeen betekent dat de uithoorders van het gesprek exact op de hoogte waren van de personen die het gesprek op dat moment voerden. En een van die personen was verdachte. Nu er voorts ook sprake is van voldoende bewijs, dat in een later stadium bij een eventuele aanvulling van de bewijsmiddelen zal worden opgenomen, komt het hof van een bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde.

10.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging verkregen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 subsidiair:
hij in de periode van 23 tot en met 24 april 2012 in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen, ter voorbereiding van een misdrijf, te weten afpersing en/of diefstal met geweld van geld en/of goederen, toebehorende aan de [supermarkt], gelegen aan de [adres] te [plaats 1], opzettelijk donkere kleding en bivakmutsen en messen en ducttape, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan
van die misdrijven, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
2:
hij op 20 januari 2012 in [plaats 3], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 2] en [benadeelde 3], medewerkers van
supermarkt [supermarkt 2], heeft gedwongen tot de afgifte van 12.500 euro en sieraden, toebehorende aan voornoemde [benadeelde 2] of supermarkt [supermarkt 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte/of zijn mededaders
- voorzien van enige vorm van hoofdbedekking om herkenning te voorkomen, die [supermarkt 2] zijn binnengegaan en
- die [benadeelde 2] en die [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5],
medewerkers van voornoemd bedrijf, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes en een hamer hebben getoond en hebben vastgebonden met tie-rips;
4:
hij op 6 maart 2012 in [plaats 5], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en bier en een portemonnee en sleutels, toebehorende aan supermarkt [supermarkt 2] of [benadeelde 9], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en zijn mededaders
- voorzien van enige vorm van hoofdbedekking om herkenning te voorkomen, op die [benadeelde 9] zijn afgerend en
- tegen die [benadeelde 9] hebben gezegd: 'naar binnen, schakel het alarm uit,
geen geintjes anders maken we je hartstikke dood' en
- hoorbaar voor die [benadeelde 9] hebben geroepen: 'vastbinden of doodschieten?' en
- die [benadeelde 9] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes en een hamer hebben getoond en
- die [benadeelde 9] hebben vastgebonden met tape;
5:
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 april 2012 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tezamen en in
vereniging plegen van afpersingen en/of diefstallen met geweld van
medewerkers van supermarkten of casino's en het plegen van diefstallen
met braak/inklimming of verbreking van auto's en in horecagelegenheden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

11.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
voorbereiding van afpersing en/of diefstal voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

12.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

13.Strafoverwegingen

13.1
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere overvallen, voorbereiding daartoe en aan deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van overvallen. Het is evident dat verdachte hiermee een inbreuk heeft gemaakt op zowel de lichamelijke integriteit als op de eigendomsrechten van de betrokkenen. Blijkens de diverse zich in het dossier bevindende slachtofferverklaringen hebben dergelijke traumatische ervaringen langdurige gevolgen, waarbij het herbeleven van het incident en het dagelijks leven met angsten veelgehoorde terugkomende beschrijvingen zijn van het leed dat de slachtoffers is aangedaan.
Ook in breder verband hebben de handelingen van verdachte beroering veroorzaakt in de regio waar de overvallen plaatsvonden, onder meer door de georganiseerdheid van de overvallen, het toegepaste geweld en het wapengebruik. Het hof rekent het verdachte aan dat hij één van de hoofdverantwoordelijken voor deze beroering was en dat hij zijn handelingen kennelijk en alleen heeft verricht vanuit het oogpunt van eigen geldelijk gewin. Alle emoties die zijn veroorzaakt bij alle slachtoffers in deze zaak, zijn door verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen persoonlijke belang.
Gelet op verdachte justitiële verleden, zoals blijkt uit het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 augustus 2014, heeft verdachte eerder een forse gevangenisstraf uitgezeten vanwege betrokkenheid bij een overval. Deze eerdere bestraffing heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Sterker nog: verdachte is verder gegaan met zijn eerdere criminele activiteiten relatief kort vanaf het moment dat hij voornoemde straf had uitgezeten.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren. Anders dan de advocaat-generaal komt het hof niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde. Hierin wordt reden gezien om ten voordele van verdachte af te wijken van de vordering van de advocaat-generaal.
Gelet op het voorgaande – in onderling verband in samenhang bezien – acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren passend en geboden. Gelet op de ernst en de veelheid van de feiten, alsmede verdachtes in het oog springende recidive, kan niet anders dan worden gekomen tot een gevangenisstraf van deze lange duur.
13.2
Undue delay
Het hof constateert dat er een periode langer dan 16 maanden is verstreken tussen het instellen van het hoger beroep door of namens de gedetineerde verdachte en de datum waarop het onderhavige arrest wordt uitgesproken. Volstaan wordt echter met een constatering van deze relatief beperkte overschrijding van om en nabij de 4 maanden, nu deze overschrijding mede het gevolg is geweest van de omvangrijkheid van de zaak en de uitgevoerde onderzoekswensen van de zijde van de verdediging. Er zullen derhalve geen rechtsgevolgen worden verbonden aan de overschrijding.

14.Verzoek opheffing voorlopige hechtenis

Gelet op het voorgaande en met name gelet op hetgeen onder 13. is overwogen over de duur van de straf, wijst het hof het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis af.

15.Voorwaardelijk getuigenverzoek

De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof het voorwaardelijke verzoek gedaan de getuigen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] - die in hoger beroep beiden ten overstaan van de raadsheer-commissaris zijn gehoord - nogmaals te ondervragen, indien het hof tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde zou komen. Het hof is van oordeel dat de raadsman onvoldoende specifiek heeft gemotiveerd en evenmin voldoende gronden heeft aangevoerd waarom de getuigen die reeds in bijzijn van de raadsman bij de rechter-commissaris en/of raadsheercommissaris zijn gehoord, nogmaals dienen te worden gehoord. Het verzoek is naar het oordeel van het hof in het licht van recente jurisprudentie onvoldoende onderbouwd en dient om die reden te worden afgewezen. De noodzaak van het nogmaals horen van de genoemde getuigen is het hof evenmin gebleken.

16.Benadeelde partijen

Bij de onderhavige overwegingen ten aanzien van de benadeelde partijen is ervoor gekozen om deze te categoriseren aan de hand van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben.
16.1
Feit 2
16.1.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard en de benadeelde partij heeft zich niet opnieuw gevoegd. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
16.1.2
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.810,60. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet inhoudelijk gemotiveerd betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.810,60. Verdachte is hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente. De verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
16.1.3
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard en de benadeelde partij heeft zich niet opnieuw gevoegd. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
16.1.4
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet inhoudelijk gemotiveerd betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.750,00. Verdachte is hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente. De verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
16.1.5
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet inhoudelijk gemotiveerd betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.750,00. Verdachte is hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente. De verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
16.1.6
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet inhoudelijk gemotiveerd betwist en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.750,00. Verdachte is hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente. De verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
16.2
Feit 3 (alle vorderingen)
De benadeelde partijen [benadeelde 13], [benadeelde 14], [benadeelde 15], [benadeelde 16], [benadeelde 7], [benadeelde 17], [benadeelde 18], [benadeelde 19], [benadeelde 20], [benadeelde 21], [benadeelde 6], [benadeelde 22], [benadeelde 23], [benadeelde 24], [benadeelde 25], [benadeelde 26], [benadeelde 27], [benadeelde 28] en [supermarkt] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Zij hebben hun vordering al dan niet gehandhaafd in hoger beroep. De verdachte is vrijgesproken ter zake van het onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partijen kunnen daarom in hun vordering niet worden ontvangen.
16.3
Feit 4
16.3.1
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.985,41. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Voorts heeft de benadeelde partij zich opnieuw gevoegd in het geding in hoger beroep.
De verdediging heeft de hoogte van de vordering niet inhoudelijk gemotiveerd betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.985,41. Verdachte is hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, met vergoeding van de wettelijke rente. De verdachte wordt verwezen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

17.Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de op 12 oktober 2010 bij vonnis van de rechtbank te Assen opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, parketnummer 19-810087-10. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Voor “het achterwege laten” van de tenuitvoerlegging, zoals door de verdediging betoogd, ziet het hof geen enkele aanleiding.

18.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 46, 57, 63, 140, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen
feit 2.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 11] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.810,60 (duizend achthonderdtien euro en zestig cent) bestaande uit € 60,60 (zestig euro en zestig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van
€ 1.810,60 (duizend achthonderdtien euro en zestig cent) bestaande uit € 60,60 (zestig euro en zestig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5], een bedrag te betalen van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 12]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 12] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 12], een bedrag te betalen van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 13]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 13] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 14]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 14] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 15]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 15] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 16] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 17]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 17] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 18]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 18] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 19]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 19] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 20]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 20] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 21]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 21] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 22]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 22] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 23]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 23] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 24]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 24] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 25]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 25] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 26]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 26] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 27]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 27] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 28]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 28] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [supermarkt]
Verklaart de benadeelde partij [supermarkt] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.985,41 (duizend negenhonderdvijfentachtig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 235,41 (tweehonderdvijfendertig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9], een bedrag te betalen van
€ 1.985,41 (duizend negenhonderdvijfentachtig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 235,41 (tweehonderdvijfendertig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
29 (negenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Assen d.d. 12 oktober 2010 met parketnummer 19-810087-10, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Wijst afhet verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.G.H. van Krugten, griffier,
en op 5 september 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O. Anjewierden en mr. S.G.H. van Krugten zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.