Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
26 augustus 2014
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
Verklaringen verdachte [J]
Die lijst was aanwezig, maar die gebruikte ik eigenlijk niet omdat ik de prijzen uit mijn hoofd wist die wij moesten rekenen naar de klant. De prijs die [X] hanteerde werd door [A] vastgesteld en moest door de verkopers worden gebruikt. Daar zat dan ook geen ruimte meer tussen;
In principe nieuw, ondanks dat ze in feite gebruikt waren. U vraagt wat ik bedoel met gebruikt, Daarmee bedoel ik dat ze in Duitsland op kenteken hadden gestaan dus eigenlijk op papier waren gebruikt. U vraagt mij of ze ook daadwerkelijk waren gebruikt. Nee daar zag het niet naar uit. Het waren gewoon nieuwe caravans. Ik heb hierover met [A] wel eens gesproken omdat ik ook verantwoordelijk was voor de tenaamstelling van de kentekens door de RDW in Nederland. Ik zag dan op de kentekens staan dat er wel een datum eerste afgifte op stond en daardoor eigenlijk niet nieuw was maar door ons wel als nieuw aan de klanten werd verkocht. Wij hadden in 2009 bijvoorbeeld het allernieuwste model van Hobby als eerste caravanhandelaar in Nederland. Die caravan hadden wij via [G] gekocht en dat kan dan moeilijk een gebruikte zijn;
Het waren nieuwe caravans. Zoals ik eerder vertelde alleen op papier gebruikt. Deze caravans hadden geen vorige eigenaar of gebruiker gehad dat was wel duidelijk. U vraagt mij of het voorkwam dat het plastic nog op de matrassen en de wc-bril zat en de folie op de ramen. Ja dat was zo. U vraagt mij of het klopt dat bij de aflevering van een nieuwe Hobby caravan nog een doosje met spullen zat die door [X] aan de caravan moest worden gemonteerd. Ja dat klopt, een dergelijk doosje zat bij de nieuwe caravans die door [G] werden geleverd;
Ja dat klopt, ik heb wel eens meegemaakt dat [G] mij vertelde dat de door mij op dat moment aan de klant verkochte Hobby caravan pas later kon worden geleverd omdat de caravan nog uit de fabriek moest komen. Ik heb daar met [A] wel eens over gesproken;
Wij wisten welke caravan door [G] wanneer werd gebracht. We keken dan of er geen schade aan de caravan was. We keken wanneer er extra fabriekopties op moesten zitten of die er ook daadwerkelijk op zaten. U vraagt mij naar die fabriekopties? Dat was bijvoorbeeld een afwijkende bekleding verzwaarde steunen, verhoogde aslast en bijvoorbeeld een serviceluik en dat soort zaken;
Dat waren de het Duitse deel 1 en deel 2 de zogenaamde Fahrzeugbrief. Die werden door [G] bij de caravan meegeleverd. Op een bepaald moment weet je dat soort zaken. Doorgaans nam [A] de caravans in ontvangst, nam de papieren en de facturen in ontvangst en betaalde [G]. Ik deed dat enkel en alleen als [A] er niet was of van [A] daartoe de opdracht kreeg;
Dat was mij bekend. Dat was puur om er een kenteken in Duitsland op te krijgen zodat je ermee op de weg kon. U vraagt mij hoe het dan gaat als je de caravans op een vrachtwagen plaatst? Dan heb je die papieren evengoed nodig omdat je anders in Nederland de caravan niet door de RDW keuring krijgt;
Het enige verschil is dat we toen geen factuur van [G] meer kregen maar een van [H] uit [L] die op [X-1] werd uitgeschcreven. Zo konden we tegen nul % BTW de caravan in Duitsland kopen. Daardoor werd het in Nederland automatisch een BTW caravan en zo kwamen ze ook in de boeken. U vraagt mij naar de verschillen in staat van de caravans. Daar was geen verschil in. In beide gevallen hebben we het over identieke wagens die voor mij gewoon nieuw waren.
[N]heeft bij [X] een caravan gekocht. Het betreft een caravan die [G] aan [X] heeft geleverd
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
- belanghebbende terecht de margeregeling heeft toegepast op de leveringen van de caravans;
- het Europeesrechtelijke beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging zijn geschonden en, zo ja, of dit moet leiden tot de vernietiging van de naheffingsaanslag;
- de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden door het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag;
- de naheffingsaanslag in strijd met het bepaalde in artikel 20, lid 2, tweede volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan belanghebbende is opgelegd.
4.Beoordeling van het geschil
5.Kosten
6.Beslissing
mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.