ECLI:NL:GHARL:2014:6845

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 augustus 2014
Publicatiedatum
3 september 2014
Zaaknummer
200.151.884-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging WSNP en verlenging van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van de appellante, die in hoger beroep verzocht om de regeling met een jaar te verlengen. De rechtbank had eerder, op 26 juni 2014, de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van het oordeel dat de appellante niet voldeed aan haar verplichtingen en nieuwe schulden had laten ontstaan. De appellante had sinds april 2010 beschermingsbewind en de bewindvoerder had haar herhaaldelijk verzocht om noodzakelijke informatie aan te leveren, wat zij niet deed. De rechtbank oordeelde dat de appellante onvoldoende inspanningen had geleverd om haar schulden af te lossen en dat zij haar informatieplicht had geschonden.

In hoger beroep heeft de appellante betoogd dat zij zich had ingespannen om de bewindvoerder van informatie te voorzien en dat zij inmiddels een arbeidscontract had en een goed inkomen genereerde. De bewindvoerder steunde het beroep van de appellante, terwijl de rechtbank in eerste aanleg de beëindiging van de regeling had geadviseerd. Het hof heeft de situatie van de appellante opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat zij haar verplichtingen niet naar behoren was nagekomen, maar dat er aanleiding was voor een uitzondering. Het hof oordeelde dat de appellante blijk gaf van een positieve saneringsgezindheid en dat zij in staat was om de boedelachterstand af te betalen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de wettelijke schuldsaneringsregeling voort te zetten en de termijn met een jaar te verlengen, zodat de appellante de kans kreeg om haar verplichtingen na te komen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en bepaalde dat de regeling zou worden voortgezet, met de verplichting dat de appellante zich aan alle voorwaarden van de regeling diende te houden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer 200.151.884/01
(zaaknummer rechtbank C/07/12/680 R)
arrest van de derde civiele kamer van 28 augustus 2014
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen:
[appellante],
advocaat: mr. J.A. Wesdorp, kantoorhoudende te Almere.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 17 juli 2012 is ten aanzien van [appellante] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
1.2
Op [appellante] is sinds april 2010 beschermingsbewind van toepassing. Aanvankelijk
was Obin de bewindvoerder, sinds 4 juli 2012 wordt het beschermingsbewind uitgevoerd door Bos Bewindvoering. De huidige beschermingsbewindvoerder is [beschermingsbewindvoerder].
1.3
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 26 juni 2014 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder tussentijds beëindigd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie van het hof op 4 juli 2014, heeft [appellante] verzocht voornoemd vonnis van 26 juni 2014 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar van toepassing blijft en dat de duur van de regeling wordt verlengd met een termijn van een jaar.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder het journaalbericht, met bijlagen, van 30 juli 2014, en het journaalbericht, met bijlagen, van 5 augustus 2014, beide van of namens mr. Wesdorp.
Van [bewindvoerder], werkzaam bij Sociaal.nl Schuldsanering B.V. (hierna: de bewindvoerder), is een brief van 23 juli 2014, met bijlagen, ingekomen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2014, waarbij [appellante] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat, alsmede [Y], namens de bewindvoerder.
Namens Bos Bewindvoering waren [bewindvoerder] en [beschermingsbewindvoerder] ter zitting aanwezig.
Tevens was een dochter van [appellante] ter zitting aanwezig.

3.De beoordeling

Oordeel van de rechtbank
3.1
De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellante] beëindigd op grond van het oordeel dat zij niet voldoet aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of dat zij door haar doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c Faillissementswet – hierna: Fw) en dat zij bovenmatige schulden doet of laat ontstaan (artikel 350 lid 3 aanhef en onder d Fw).
De rechtbank heeft daarbij overwogen dat [appellante] tijdens de schuldsaneringsregeling haar informatieplicht jegens de bewindvoerder heeft geschonden. De bewindvoerder heeft [appellante] herhaaldelijk verzocht om, voor een doelmatig verloop van de schuldsaneringsregeling, bij haar de noodzakelijke informatie aan te leveren. Dit heeft [appellante] telkens nagelaten.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat [appellante] zich niet (voldoende) inspant om zoveel mogelijk geld te verdienen voor haar schuldeisers. [appellante] is gehouden aan de sollicitatieplicht. Vaststaat dat zij onvoldoende (aantoonbare) sollicitaties heeft verricht gedurende de schuldsaneringsregeling. Per sollicitatie dient de vacature, de reactie van [appellante] en de eventuele reactie van de werkgever te worden verstrekt. Vanaf januari 2013 heeft [appellante] slechts zeven sollicitaties overgelegd, terwijl dit er 68 hadden moeten zijn. Bovendien voldoen de overgelegde sollicitaties niet aan de hiervoor genoemde criteria.
[appellante] is derhalve haar informatie- en sollicitatieplicht niet nagekomen en heeft daarmee de schuldsaneringsregeling belemmerd en gefrustreerd.
Bovendien heeft [appellante] nieuwe schulden laten ontstaan bij de gemeente Almere en bij [kinderdagverblijf] (althans [appellante] heeft nagelaten om aan te tonen dat die schuld niet (meer) zou bestaan). Daarnaast heeft [appellante] een boedelachterstand van
€ 1.616,66 laten ontstaan. Deze schulden en de boedelachterstand acht de rechtbank bovenmatig, nu [appellante] die niet binnen een redelijke termijn kan afbetalen zonder daarbij andere schulden te laten ontstaan.
De rechtbank rekent [appellante] de tekortkomingen toe. [appellante] is meermaals op haar verplichtingen gewezen en bovendien is zij op de zitting van 3 april 2014 alsnog in de gelegenheid gesteld de bovengenoemde tekortkomingen te herstellen. Hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt. Dat er onvoldoende initiatief is getoond door [appellante] om nog iets van de schuldsaneringsregeling te maken dient, aldus de rechtbank, voor haar rekening en risico te komen. [appellante] legt de verantwoordelijkheid voor de (slechte) gang van zaken enkel en alleen bij anderen (de vorige en de huidige beschermingsbewindvoerder, de gemeente Almere). Mogelijk hebben de instanties fouten gemaakt, echter [appellante] blijft zelf verantwoordelijk voor het welslagen van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank concludeert dat het [appellante] (ondanks alle hulp en de vele kansen die ze heeft gekregen) niet gelukt is zich te houden aan de verplichtingen die gelden in de schuldsaneringsregeling.
Beroepschrift van [appellante]
3.2.1
[appellante] kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen.
De grieven en argumenten van [appellante] kunnen als volgt worden samengevat.
[appellante] vertrouwde erop dat de beschermingsbewindvoerder de vereiste informatie aan de bewindvoerder toezond. Toen haar duidelijk werd dat dit niet het geval was (eind
maart 2014) heeft zij zich ingezet om de bewindvoerder alsnog van alle informatie
te voorzien.
[appellante] heeft een arbeidscontract en genereert een goed inkomen.
De sollicitatieverplichting ten aanzien van de resterende uren is zij niet nagekomen, dat erkent zij, maar door het ontbreken van eigen vervoer en de onzekerheid rond de resterende – variërende – uren is dit niet gelukt. Nu solliciteert zij wel.
De schuld aan de gemeente is ontstaan op grond van een misverstand en een fout van de beschermingsbewindvoerder, en [appellante] heeft inmiddels een betalingsregeling van € 30,- per maand met de gemeente getroffen.
[kinderdagverblijf] zou niet over de benodigde papieren beschikken, zodat de instelling spoorloos is verdwenen en er geen contact meer mogelijk is. [appellante] gaat er vanuit dat er geen schuld bij [kinderdagverblijf] openstaat nu de beschermingsbewindvoerder, op verzoek van [appellante], destijds een en ander heeft geregeld en afgewikkeld met het kinderdagverblijf.
Ten aanzien van de boedelachterstand heeft [appellante] opgemerkt dat met een verlenging van de schuldsaneringsregeling met een termijn van een jaar de boedelachterstand kan worden weggewerkt, zonder dat er nieuwe schulden ontstaan.
3.2.2
Ter zitting is ten aanzien van de boedelachterstand namens [appellante] nog opgemerkt dat inmiddels is gebleken dat deze in een keer kan worden voldaan, nu [appellante] in afwachting is van een betaling door de fiscus van een bedrag van € 3.600,-.
Voorts is benadrukt dat [appellante] zich, sinds de zitting bij de rechtbank, strikt aan alle eisen van de regeling heeft gehouden.
Tenslotte heeft [appellante] ter zitting verklaard dat ze van haar fouten heeft geleerd en deze niet opnieuw zal maken. Zij stelt dat, waar zij voorheen wel eens verstrikt raakte in het woud van hulpverleners rond haar en haar gezin, de eisen nu helder voor haar zijn.
Mening van de beschermingsbewindvoerder
3.3
De beschermingsbewindvoerder steunt het beroep van [appellante] en verzoekt de beslissing van de rechtbank te vernietigen. Er is geen sprake van nieuwe schulden, de situatie is stabiel en onder controle en [appellante] houdt zich aan de werkafspraken.
Advies van de bewindvoerder
3.4.1
De bewindvoerder heeft bij brief van 23 juli 2014 geadviseerd om de uitspraak van de rechtbank te bekrachtigen. Zij is van mening dat [appellante] de tekortkomingen in de
nakoming van haar verplichting niet heeft hersteld.
Indien het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen, dan adviseert de bewindvoerder de looptijd van de regeling te verlengen met de duur van anderhalf jaar, met handhaving van
alle verplichtingen, inclusief de boedelafdracht. In die periode kan [appellante] niet alleen de boedelachterstand inlossen, maar kan zij ook de niet nagekomen sollicitatieverplichting compenseren, aldus de bewindvoerder.
3.4.2
De bewindvoerder heeft ter zitting van het hof verklaard dat er geen beletselen zijn om de schuldsaneringsregeling te laten voortduren, mits de termijn wordt verlengd met de duur van een jaar.
De stelling dat de boedelachterstand nihil zou zijn na betaling door de fiscus is niet zonder meer correct, want de bewindvoerder zal eerst moeten bezien, na ontvangst van de
desbetreffende beschikking, of er geen sprake is van een bovenmatig bedrag dat de boedel toebehoort.
Oordeel van het hof
3.5
Vooropgesteld dient te worden dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen.
3.6
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat [appellante] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen door de bewindvoerder niet ongevraagd volledig en op tijd te informeren, en door niet aanvullend te solliciteren.
Bovendien zijn er nieuwe schulden en een boedelachterstand ontstaan.
3.7
De tekortkomingen zijn bovendien van zodanige ernst dat zij in beginsel dienen te leiden tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Niettemin bestaat in het onderhavige geval aanleiding voor een uitzondering. Het hof overweegt daartoe dat [appellante] alles in het werk heeft gezet om haar misstap te corrigeren. [appellante] geeft blijk van een positieve saneringsgezindheid.
3.8
Zo heeft [appellante] ervoor zorg gedragen dat alle ontbrekende stukken nu in het bezit van de bewindvoerder zijn. Daarnaast heeft ze - naar het zich laat aanzien - de mogelijkheid om de boedelachterstand af te betalen, enerzijds door een verlenging van de duur van de regeling, zoals geadviseerd is door de bewindvoerder en, mogelijk, anderzijds met de betaling aan haar door de fiscus.
Met de gemeente Almere heeft [appellante] een betalingsregeling getroffen, die zij ook nakomt. De onduidelijkheid over de schuld die mogelijk aan [kinderdagverblijf] zou bestaan kan haar niet tegengeworpen worden. Niet vastgesteld kan worden of er wel sprake is van een schuld van [appellante] aan het kinderdagverblijf en zo ja, wat het bedrag daarvan is. De advocaat heeft bevestigd dat deze instelling met de noorderzon is vertrokken en niet bereikbaar is, ook niet voor de advocaat. Ook de bewindvoerder heeft aangegeven geen contact te kunnen krijgen met [kinderdagverblijf].
3.9
Ook weegt mee dat de bewindvoerder, anders dan in de eerste aanleg, in hoger beroep nadrukkelijk tot voortzetting van de schuldsaneringsregeling heeft geadviseerd, onder de voorwaarde dat de termijn met een jaar wordt verlengd. Bovendien krijgt, eveneens anders dan in eerste aanleg, [appellante] ondersteuning bij het nakomen van haar verplichtingen van haar dochter en haar advocaat.
3.1
Vaststaat dat [appellante] de sollicitatieverplichting onvoldoende is nagekomen. De afgelopen periode heeft [appellante] echter sollicitaties verricht en heeft zij laten zien bereid en in staat te zijn aan de sollicitatieverplichting te voldoen. Het hof zal dan ook de duur van
de schuldsaneringsregeling verlengen voor een periode van een jaar opdat [appellante] de niet nagekomen sollicitatieverplichting op die manier kan corrigeren. Het hof wijst er daarbij op dat een verlenging van de regeling tevens inhoudt dat
alleverplichtingen van de regeling gedurende dat jaar doorlopen.
Slotsom
3.11
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en dat beslist moet worden als volgt.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
26 juni 2014;
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] wordt voortgezet;
verlengt de termijn van de schuldsaneringsregeling met de duur van een jaar, zodat deze zal eindigen op
17 juli 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. W. Foppen en mr. E.F. Groot en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 augustus 2014.