Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
14 november 2012 dat de rechtbank Arnhem tussen Lowland als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en J&J als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities van mr. A.D. van Koningsveld, advocaat te Amsterdam namens Lowland en van mr. R. Gardeslen, advocaat te Amsterdam namens J&J.
Ten onrechte heeft de rechtbank onder rechtsoverweging 4.3 gesteld dat Lowland heeft gekozen voor een arbeidsovereenkomst voor de duur van één maand en het erop aan heeft laten komen dat deze arbeidsovereenkomst na het verstrijken van die maand zonder tegenspraak is voortgezet gedurende meer dan driemaal een maand.
Ten onrechte spreekt de rechtbank onder rechtsoverweging 4.4 over Lowland haar werkgeversaansprakelijkheid als ware Lowland werkgever van [werknemer].
4.De vaststaande feiten
“komen hierbij overeen een samenwerkingsverband aan te gaan betreffende de verloning en of levering van personeel onder de volgende voorwaarden:Artikel 1 FunctiesDeze overeenkomst is van toepassing op al het binnenvaart personeel welke wordt verloont en of geleverd door opdrachtnemer projecten aan boord van binnenvaart schepen van opdrachtgever of projecten aan de wal.Artikel 2 Duur overeenkomstDeze overeenkomst en de hierin vermelde voorwaarden, tarieven en afspraken worden aangegaan voor de duur van een jaar, aanvangende op 1 december 2010, stilzwijgend verlengt voor een periode van een jaar tenzij opgezegd uiterlijk twee maanden voor het eind van het contract.Artikel 3 Personeel3.1 Dit contract is van toepassing op al het binnenvaart personeel of wal personeel varende op de door opdrachtgever aangewezen projecten.3.2 Personeel ontvangt in samenspraak met opdrachtgever een contract, conform de bijlage.3.3 Voor aangaan van contract wordt het bruto uurloon overeengekomen.Artikel 4 Financiële voorwaardes4.1 Voor de door opdrachtnemer geleverde service wordt opdrachtgever een fee doorberekend van een factuur opslag van 1,5 van het bruto dag loon inclusief 8% vakantiegeld en vakantiedagen.(…)”
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 1.000,00 per dag, met verbod om nog enig vervolgbeslag te leggen uit hoofde van de vorderingen in conventie en met veroordeling van Lowland in de proceskosten.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in reconventie Lowland geboden het gelegde derdenbeslag onder de Rabobank Oost-Betuwe binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op te heffen, Lowland veroordeeld aan J&J een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag dat zij niet aan de hiervoor vermelde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt, Lowland veroordeeld in de proceskosten en het meer of anders gevorderde afgewezen.
De rechtbank heeft het vonnis in conventie en in reconventie uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
payrollfunctie (verloning) van [werknemer] op zich heeft genomen. J&J had [werknemer] een arbeidsovereenkomst als kapitein toegezegd, maar was doende een aparte personeels-BV op te richten. Het verzoek van J&J zag op de verloning tot het moment dat die BV zou zijn opgericht. De verwachting was dat dit op korte termijn zou gebeuren. Uiteindelijk is die BV, de besloten vennootschap Inland Cruise Management B.V., pas in oktober 2011 opgericht, aldus de rechtbank. Tegen deze vaststellingen zijn geen grieven gericht.
Majesty’s ShipDe Princess (hierna: De Princess) heeft verlaten (zie vaststelling rechtbank in rechtsoverweging 2.5 van het bestreden vonnis). Nadat [werknemer] zich in januari 2012 op het standpunt had gesteld dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege het karakter van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had gekregen en hij aanspraak had gemaakt op doorbetaling van loon vanaf
1 november 2011 heeft Lowland aan [werknemer] loon doorbetaald vanaf 1 november 2011 tot 16 maart 2012 (zie rechtsoverweging 2.8 van het bestreden vonnis).
payrollconstructie. Bij
payrollingsluit de payrollonderneming (het salariëringsbedrijf) een arbeidsovereenkomst met de payrollwerknemer, die feitelijk werkzaam is bij de opdrachtgever dan wel bij de exploitant van de onderneming. Anders dan Lowland heeft aangevoerd is de hiervoor omschreven overeenkomst van opdracht niet beperkt tot een zuiver administratieve aangelegenheid, te weten de betaling van loon en de afdracht van belasting en sociale premies. Vast staat dat Lowland een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, voor de duur van een maand, voor [werknemer] heeft opgesteld, die [werknemer] heeft ondertekend. Daarmee heeft Lowland zelf jegens J&J de juridische verantwoordelijkheid voor de uit deze arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen op zich genomen. Het voorgaande sluit aan bij het - in de praktijk gebruikelijke - beoogde doel van een opdrachtgever ingeval van een
payrollconstructie om de administratieve en juridische verantwoordelijkheid voor zijn werkgeverschap uit handen te geven aan de
payrollonderneming. Het past in dit geval ook in de aanvaarding door Lowland van de opdracht van J&J om J&J eerst in de gelegenheid te stellen haar personeels-BV op te richten en pas daarna [werknemer] op haar loonlijst te plaatsen. De omstandigheid dat Lowland voor de door haar verleende diensten een
feeaan J&J doorberekende - waarbij het hof in het midden laat of deze
feeals bovenmatig moet worden gekwalificeerd - bevestigt dat Lowland meer was dan alleen een administratief doorgeefluik.
payrollonderneming) brengt de zorgplicht van Lowland als redelijk bekwame en redelijk handelende
payrollonderneming mee dat Lowland, toen de oprichting door J&J van haar personeels-BV uitbleef, J&J had moeten waarschuwen dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst van één maand bij een stilzwijgende verlenging van meer dan drie keer van rechtswege zou worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In dat geval had J&J maatregelen kunnen nemen om dit te voorkomen en had zij ervoor kunnen kiezen om niet langer meer in zee te gaan met [werknemer], maar een andere kapitein te laten verlonen. Van Lowland als
payrollonderneming had mogen worden verwacht dat zij bekend was met de toepasselijke wetgeving, althans dat zij ervoor had zorggedragen dat zij zich deze kennis eigen maakte. Aangezien zij dit heeft nagelaten, is zij toerekenbaar tekort geschoten in haar zorgplicht jegens J&J en heeft zij zelf bijgedragen aan het ontstaan van de door haar gevorderde schade.
- Lowland heeft dit betwist - dat J&J met een e-mail van 28 maart 2011 een voorbeeld van een arbeidsovereenkomst aan Lowland heeft gezonden, waarin was opgenomen dat de arbeidsovereenkomst werd aangegaan voor bepaalde tijd, te weten 10 maanden en dat deze van rechtswege zou eindigen per 31 oktober 2011. In dat geval had J&J er extra op moeten toezien dat haar aanwijzingen door Lowland werden opgevolgd (artikel 7:402 lid 2 BW).
6.Slotsom
23 november 2011 tot de dag van voldoening alsmede een bedrag van € 17.249,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van
25 april 2012 tot de dag van voldoening. De vordering van J&J in reconventie zal worden afgewezen. De proceskosten in eerste aanleg in conventie en in reconventie en in hoger beroep zullen worden gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt. J&J zal worden veroordeeld om al hetgeen Lowland ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, terug te betalen. Omwille van de duidelijkheid zal het hof het bestreden vonnis vernietigen en een nieuw dictum formuleren.
7. De beslissing
14 november 2012 en doet opnieuw recht:
23 november 2011 tot de dag van voldoening alsmede een bedrag van € 17.249,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van
25 april 2012 tot de dag van voldoening;